Recent schreef ik een annotatie bij een andere uitspraak over eigen kracht in gevallen van letselschade.[1] Die uitspraak bevestigde de lijn uit rechtspraak van de CRvB onder de Wmo 2007. De uitspraak leek daarmee duidelijkheid te bieden aan gemeenten. Die duidelijkheid was helaas voor korte duur. De rechtbank Noord-Holland komt nu namelijk met deze uitspraak die afwijkt van de lijn uit de eerdere uitspraken.
Welke duidelijkheid gaf de eerdere uitspraak?
In de eerdere zaak bij de rechtbank Rotterdam had cliënt Wmo-voorzieningen nodig door een ongeval. Cliënt startte een letselschadeprocedure. Cliënt en de verzekeraar kozen bewust om in deze procedure alleen aanvullingen op Wmo-voorzieningen mee te nemen. De Wmo-voorzieningen zelf vraagt cliënt aan bij de gemeente. Volgens de gemeente was het echter aan cliënt om de volledige kosten voor de benodigde Wmo-voorzieningen mee te nemen in de onderhandelingen. Dit valt namelijk onder eigen kracht. De rechtbank ging hierin mee.
De rechtbank Rotterdam verwees ter onderbouwing naar een vergelijkbare uitspraak onder de Wmo 2007.[2] Er ligt volgens de rechtbank veel eigen verantwoordelijkheid bij de cliënt. Deze verantwoordelijkheid is onder de Wmo 2015 (minstens) net zo groot. De rechtbank volgt dan ook de lijn uit de uitspraak van de CRvB. De invoering van het regresrecht maakte niet dat de rechtbank hiervan afwijkt. Dit was goed nieuws voor gemeenten. Voor hen leek het een stuk duidelijker wat zij van cliënten mogen verwachten.
Financiële middelen
De rechtbank Noord-Holland komt in deze vergelijkbare zaak echter tot een heel ander oordeel. In deze zaak vroeg een cliënt een scootmobiel aan. Hij had deze nodig door een ongeval. De verzekeraar van de veroorzaker van het ongeval verstrekte cliënt een aantal voorzieningen. De gemeente wees de aanvraag voor de scootmobiel daarom af. Volgens de gemeente was het aan cliënt om in het kader van eigen kracht de benodigde scootmobiel mee te nemen in de claim bij de verzekeraar. De gemeente verwees ter onderbouwing naar de eerdergenoemde uitspraak van de CRvB.
Volgens de rechtbank weegt de gemeente onterecht mee dat cliënt de verzekeraar kon aanspraken voor de scootmobiel. De gemeente houdt hiermee namelijk rekening met cliënt zijn financiële mogelijkheden om de hulp zelf te bekostigen. Dat is iets wat je als gemeente niet mag doen.
Invulling eigen kracht niet te volgen
Dat je bij eigen kracht geen rekening mag houden met de financiële mogelijkheden van cliënt, was al langer duidelijk. Dit volgt namelijk uit de wet, wetsgeschiedenis en rechtspraak.[3] Maatschappelijke ondersteuning moet toegankelijk zijn voor iedereen. Dit ongeacht inkomen of vermogen.
Dat de rechtbank opnieuw benadrukt dat je niet van een cliënt mag verwachten dat hij Wmo-voorzieningen uit eigen portemonnee betaalt, vind ik dan ook logisch. Maar het meenemen van bepaalde kosten in een claim bij de verzekeraar, vind ik wat anders dan betalen uit eigen portemonnee. De verzekeraar keert na een claim namelijk een bedrag uit voor de aanschaf van een bepaalde voorziening. Cliënt betaalt niets zelf. Cliënt zijn eigen vermogen blijft dus gelijk.
Stel dat de verzekeraar cliënt wel een bedrag voor een scootmobiel uitkeert. Volg je de lijn uit deze uitspraak? Dan lijkt het erop dat de gemeente niet van cliënt mag verwachten dat hij het geld gebruikt om de scootmobiel aan te schaffen. Dat is toch gek? Cliënt heeft een scootmobiel nodig en ontvangt geld om de scootmobiel te kopen. De verzekeraar betaalt dit. Cliënt en verzekeraar lossen het probleem onderling op. Verstrekking vanuit de gemeente is dus niet nodig zou je zeggen.
Financiële gevolgen
Een dergelijke invulling van ‘rekening houden met cliënt zijn financiële mogelijkheden’ heeft financiële gevolgen voor gemeenten. Cliënt krijgt een bedrag voor de aanschaf van een scootmobiel. Als gemeente mag je niet van cliënt verwachten dat hij deze zelf aanschaft. Als de scootmobiel noodzakelijk is, ken je deze dus toe. Daarna kun je de gemaakte kosten volgens de rechtbank via het regresrecht verhalen op de verzekeraar. De vraag is echter of dit wel kan.
Wil je gemaakte kosten verhalen op de verzekeraar? Dan moet je het bedrag dat de verzekeraar al uitkeerde aftrekken van het bedrag dat je verhaalt op de verzekeraar.[4] Wanneer een verzekeraar al (deels) uitkeert, kun je als gemeente dus niet (volledig) verhaal halen op die verzekeraar. De gemeente is dus de dupe wanneer een cliënt voorzieningen aanvraagt waarvoor zij al (deels) een vergoeding vanuit de verzekeraar kregen.
Het is in mijn ogen heel logisch dat als een cliënt een scootmobiel nodig heeft en geld krijgt voor een scootmobiel, je van hem mag verwachten dat hij hiermee de een scootmobiel koopt. Het ‘dubbel’ compenseren van kosten kan namelijk nooit de bedoeling zijn. Dat strookt niet met de gedachte achter eigen kracht.
Lijn eerdere uitspraken
Ik kan de conclusie uit deze uitspraak dus niet goed volgen. Ik vind het daarom jammer dat de rechtbank niet ingaat op de eerdere uitspraken die juist duidelijkheid leken te bieden. De rechtbankuitspraak is heel recent, dus ik kan me voorstellen dat de rechtbank Noord-Holland hier nog niet van de op de hoogte was.[5] Voor de CRvB-uitspraak geldt dit echter niet.[6] De gemeente haalde deze uitspraak ook specifiek aan in haar betoog.
Uit die CRvB-uitspraak blijkt dat er voor wat betreft eigen kracht veel verantwoordelijkheid ligt bij cliënt. Recent benadrukte de CRvB nog dat de wetgever voor wat betreft eigen kracht geen inhoudelijke wijzigingen voor ogen had in de Wmo 2015.[7] Die uitspraak ging over eigen kracht en het beroep op andere wettelijke voorzieningen, en is dus niet helemaal toepasbaar op deze zaak. Maar uit het feit dat er onder de Wmo 2015 niet minder verantwoordelijkheid ligt bij cliënt dan onder de Wmo 2007, maak ik op dat oude eigen kracht rechtspraak nog steeds van toepassing is. Naar mijn mening had de rechtbank dan ook beter moeten motiveren waarom zij een lijn kiest die volledig afwijkt.
Keuzevrijheid omdat gemeente beter kan regelen
Tot slot valt nog wat op aan deze uitspraak. Cliënt geeft aan een Wmo-voorziening te willen omdat de gemeente betere (service-)contracten kan afsluiten dan een individuele particulier. Daarnaast voorziet de gemeente in vervanging als de levensduur van de scootmobiel voorbij is. De rechtbank geeft aan dat de gemeente dit (voor zover cliënt zijn stelling juist is) mee moest wegen in de beoordeling van de eigen kracht.
Kan een cliënt zichzelf niet (goed) voorzien in de noodzakelijke voorzieningen? Dan snap ik dat je niet kan stellen dat er sprake is van eigen kracht. Maar ik betwijfel dat een gemeente betere (service-)contracten kan afsluiten dan een particulier. Ik kan me geen Wmo-voorzieningen bedenken die je niet als particulier kan aanschaffen. Als dat wel zo zou zijn, zou de keuze voor een pgb ook niet werken. Bij toekenning van een pgb moet een cliënt namelijk ook als particulier zijnde de voor hem noodzakelijke voorzieningen inkopen.
Daarnaast vind ik de opmerking van de rechtbank vreemd. De rechtbank concludeert al eerder in de uitspraak dat er geen sprake is van eigen kracht. De gemeente mag namelijk niet van cliënt verwachten dat hij de verzekeraar aanspreekt voor de scootmobiel. Wat maakt het dan nog uit of de gemeente betere (service-)contracten kan afsluiten?
Nieuwe uitspraken
Zoals gezegd leek er meer duidelijkheid te zijn voor gemeenten, maar is die door deze uitspraak weg. Het is afwachten wat voor nieuwe rechtspraak volgt. Ik ga ervan uit dat in één van deze zaken nog wel een hoger beroep volgt. Wordt vervolgd.