Lovenswaardig, maar niet genoeg. Want rechtszekerheid vereist duidelijkheid in uren. Tot zover de samenvatting van de uitspraken CRvB 22-9-2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2100 en CRvB 22-9-2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2099. Situaties die net iets verschillen, maar waarin de CRvB uitspraak doet met exact dezelfde tekst.
Lovenswaardig. Een woord dat ik slechts in 1 eerdere uitspraak[i] van de CRvB terugvond. Een woord dat de CRvB kennelijk gebruikt om weliswaar inspanningen te waarderen, maar deze toch onvoldoende vindt om gelijk te krijgen. Want dat is wat de CRvB ook in de bovengenoemde uitspraken deed. De inspanningen van de gemeenten om tot in de puntjes te beschrijven welke eisen aan de werkzaamheden van de huishoudelijke hulp werden gesteld, waren niet genoeg om rechtszekerheid te bieden. Want het belangrijkst is dat een cliënt weet hoeveel uur de huishoudelijke hulp op grond van de Wmo komt schoonmaken.
Zinvolle procedures? Of kansloos, gezien eerdere jurisprudentie van de CRvB hierover?
Jurisprudentie resultaatgericht indiceren
Ik verwacht dat deze uitspraken in ieder geval voorlopig het sluitstuk zijn van de discussie over resultaatgericht indiceren bij huishoudelijke hulp. En begeleiding. Het was immers niet de eerste keer dat onze hoogste rechter hierover uitspraak deed.
In uitspraken vanaf in ieder geval 2007 zien we dat de CRvB het belangrijk vindt dat de omvang van de werkzaamheden is vastgesteld middels een protocol. Eerst die van het CIZ [ii], later kwam daar onder andere HHM bij. Het protocol diende als objectieve maatstaf[iii] voor de vaststelling. In de verschillende protocollen staat beschreven hoeveel tijd het schoonmaken van een bepaalde ruimte kost, en hoe vaak dit moet gebeuren. Aan de hand hiervan is de totale benodigde tijd vast te stellen.
Op 8 oktober 2018[iv] bepaalde de CRvB voor het eerst uitdrukkelijk dat ‘met name hoeveel tijd nodig is om de activiteiten te verrichten om te kunnen spreken van een schone en leefbare woning’ onderdeel moet zijn van een beschikking. In die zaak vond de CRvB overigens dat ook niet vaststond welk niveau van schoon voor een huishouden verantwoord is, welke concrete activiteiten daarvoor verricht moeten worden en met welke frequentie.
In 2019 oordeelde de CRvB over een besluit met daarbij gevoegd leveringsplan. In het plan was per woonruimte vermeld welke werkzaamheden moeten worden uitgevoerd, door wie en met welke frequentie. Desondanks was dit in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. Er zijn namelijk geen concrete uren aan gekoppeld.[v]
Datzelfde gold in de situatie waarin de zorgaanbieder de feitelijke omvang van de huishoudelijke ondersteuning bepaalde, maar niet was gebonden aan dit urenaantal per week. Het resultaat was bepalend en de tijd ondergeschikt. Onvoldoende rechtszekerheid, aldus de CRvB[vi]
Tussentijdse conclusie van deze uitspraken is dat rechtszekerheid, volgens de CRvB, vereist:
- een protocol als objectieve maatstaf
- vaststelling van de frequentie van de werkzaamheden
- en van de duur van de werkzaamheden per onderdeel
En dan nu de beide recente uitspraken. Kijk je naar de ontwikkelingen in de rechtspraak over de laatste 15 jaar, dan was een andere uitspraak bijna niet voor te stellen. De CRvB gaf (zichzelf) daar gewoon geen ruimte voor.
Beschrijving huishoudelijke hulp
Wat was er anders in deze twee uitspraken van september 2022? De gemeenten Someren en Gemert-Bakel hadden in de Nadere Regels Maatschappelijke ondersteuning de frequentie van de werkzaamheden vastgelegd. Tot zover niets nieuws. Maar in tegenstelling tot eerdere uitspraken, was in de bijlage bij de Nadere Regels uitgebreid beschreven wat leefbaar en schoon is.
Voorbeeld: toilet poetsen
In de Nadere Regels staat bijvoorbeeld dat 1x per week het toilet schoongemaakt moet worden. De bijlage bepaalt dan:
Toiletpot: De binnenkant van de toiletpot moet vlekvrij zijn. Kalkaanslag mag niet aanwezig zijn. De buitenkant van de toiletpot moet stof- en vlekvrij zijn. Er moet vooral worden gelet op plaatsen waar de WC-bril op de toiletpot is bevestigd, waar de afvoerbuis de toiletpot verlaat en op de voet van de toiletpot met de bevestigingsbouten.
WC-bril: De WC-bril, zowel de onder- als bovenzijde, moet stof- en vlekvrij zijn. Vooral scharnierpunten en bevestigingspunten moeten goed worden bekeken.
Controlesysteem
Daarnaast hadden de gemeenten in het beleid controle op de werkzaamheden geregeld. De basis hiervan was het geobjectiveerde kwaliteitssysteem voor de schoonmaakdienstverlening, de zogenaamde NEN 2075:2000.
Deze beide gemeenten hadden dus geen protocol gebruikt voor bepaling van de tijdsomvang van de benodigde werkzaamheden, hoewel dit volgens de heersende jurisprudentie wel nodig was. In plaats daarvan hadden zij de feitelijke werkzaamheden minutieus omschreven en de wijze van controle hierop objectief vastgesteld. Een geheel nieuwe benadering. Lovenswaardig in ieder geval, volgens de CRvB.
Wetsvoorstel resultaatgericht beschikken
Een aanpak overigens die in lijn is met het Wetsvoorstel resultaatgericht beschikken. Met dit wetsvoorstel uit 2019 wil de regering voldoende rechtszekerheid bieden voor burgers bij indicaties voor, onder andere, huishoudelijke hulp. Dit door eisen te stellen aan de inhoud van de beschikking.
Het wetsvoorstel regelt de verplichting om het ondersteuningsplan onderdeel te laten zijn van de beschikking. Echter, in de toelichting bij het wetsvoorstel staat de volgende zin: ‘in het ondersteuningsplan hoeven geen exacte uren te worden opgenomen.’ En ja, daar wringt nu net de schoen bij de CRvB….
De Raad van State vindt het wetsvoorstel op zich positief, zij het dat het nog verder uitgewerkt moet worden. [vii] De Raad voor de Rechtspraak (RvdR) daarentegen is kritisch over het wetsvoorstel. In haar reactie hierop stelt de RvdR de vraag of met de in het Wetsvoorstel geformuleerde voorwaarden wel wordt voldaan aan het rechtszekerheidsbeginsel, dit in het licht van de hierboven al genoemde uitspraak van 8 oktober 2018.[viii] De Raad stelt dat een cliënt op grond van die uitspraak uit de beschikking moet kunnen opmaken op hoeveel uur ondersteuning hij kan rekenen. Zij vraagt zich af of met een beschrijving in het ondersteuningsplan, zoals het Wetsvoorstel aangeeft, hier wel aan voldaan wordt. Uit deze reactie van de RvdR blijkt overduidelijk dat zij vasthoudt aan het bieden van rechtszekerheid via vaststellen van het recht op ondersteuning in uren. Met dat in het achterhoofd is het niet meer dan logisch dat de CRvB ook in de recente twee uitspraken van Someren en Gemert-Bakel niet voldoende rechtszekerheid ziet.
Rechtszekerheid
Had de CRvB in afwijking van de eerdere uitspraken kunnen oordelen dat de gemeenten Someren en Gemert-Bakel wel voldoende rechtszekerheid hadden geboden? Zeker had dat gekund. Rechtszekerheid in het algemeen is immers niet altijd afhankelijk van tijdseenheden.
Het rechtszekerheidsbeginsel heeft meerdere betekenissen. Hier is aan de orde het formele rechtszekerheidsbeginsel. Dit vereist dat besluiten duidelijk zijn geformuleerd en dat de betekenis ervan niet afhankelijk mag zijn van uitleg door een ander. Degene die geconfronteerd wordt met een overheidsbesluit moet immers kunnen weten waar hij aan toe is.
Weet een inwoner voldoende waar hij aan toe is zonder precies te weten hoeveel uur de huishoudelijke hulp komt schoonmaken?
Ik zag op zich die ruimte wel. Naar mijn mening was in deze uitspreken precies de situatie aan de orde die het wetsvoorstel beschrijft. Namelijk vooraf, met ondersteuningsplan, goed vastleggen exact welke werkzaamheden hoe vaak moeten gebeuren. Zonder daarbij uren te noemen.
En daarnaast, ook het schoonmaken van een woning is niet altijd hetzelfde. De ene keer is het nu eenmaal wat viezer dan de andere keer. Omdat het geregend heeft. Of omdat iemand visite heeft gehad. Of ziek is geweest en meer beddengoed heeft gebruikt. Want daar houdt de vaststelling in uren geen rekening mee. Zou dat dan nog een goede reden zijn om niet in uren te indiceren?
Nee, ook dat baat niet, zo blijkt uit de uitspraak van de CRvB van 26 mei 2021.[ix] Een uitspraak over begeleiding en de behoefte aan flexibiliteit. Begeleiding, nog meer dan huishoudelijke hulp vraagt immers soms een wisselende inzet van een begeleider. De ene week of periode is wat meer begeleiding nodig dan de andere. Omdat het wat minder goed gaat, of omdat er wat meer te begeleiden momenten of afspraken zijn. Niettemin zag de CRvB niet in dat deze flexibiliteit een vaststelling in tijd in de weg stond. “Onvoldoende duidelijkheid”, zo verwoordde senior gerechtsauditeur Van Beek het in de podcast van de Centrale Raad van Beroep hierover.[x]
De CRvB bood dus eigenlijk eerder al geen enkele opening om resultaatgericht te indiceren. Alleen het Wetsvoorstel noemde die mogelijkheid – tegen beter weten in? – nog. Wellicht dat deze twee gemeenten met dit Wetsvoorstel in het achterhoofd het toch nog geprobeerd hebben.
Resultaatgericht indiceren in de praktijk
Met de jurisprudentie van de CRvB is resultaatgericht indiceren dus een dode letter geworden.
De praktijk wijst overigens anders uit. Er zijn nog steeds gemeenten die resultaten benoemen in een besluit, zonder daaraan tijdsduur te koppelen. Ik zou die gemeenten willen oproepen om hun beleid in overeenstemming te brengen met de jurisprudentie van de CRvB. Als gemeente kun je het nu eenmaal niet maken om beleid te hebben dat in strijd is met de jurisprudentie. En bovendien, wil je als gemeente dat inwoners eerst moeten procederen voordat ze krijgen waar ze recht op hebben?
En daarbij, ik verwacht niet dat het Wetsvoorstel resultaatgericht indiceren ooit wet wordt. Het is al bijna 3 jaar oorverdovend stil rondom het Wetsvoorstel. Laatste bericht is dat de staatssecretaris in de Hoofdlijnenbrief toekomst Wmo van 28 maart 2022 de Kamer belooft voor 1 juli 2022 te informeren over het al dan niet indienen van het wetsvoorstel. Ook daarna bleef het stil. Duidelijk is wel geworden dat het maar de vraag of er in de Kamer voldoende draagvlak is voor het voorstel.
Mijn advies: gooi het Wetsvoorstel maar in de prullenbak. Want de CRvB heeft zonneklaar gemaakt dat een indicatie in tijd echt altijd noodzakelijk is. Dit ondanks de poging van deze twee gemeenten om toch op andere wijze, met een heel minutieuze beschrijving van de werkzaamheden, voldoende rechtszekerheid te bieden. Zij staken daarvoor hun nek uit. Dat vind ik nou lovenswaardig.
[i] CRvB 27-08-2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BJ6565
[ii] CRvB 18-12-2007, ECLI:NL:CRVB:2007:BC1097
[iii] CRvB 11-11-2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4262, m. nt. mr. Kees-Willem Bruggeman en CRvB 18-05-2016, ECLI:NL:CRVB:2016:1402, m. nt. mr. Erik Boersma en mr. Denise Last
[iv] CRvB 8-10-2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3241, m. nt. Christel Califano
[v] CRvB 20-3-2019, ECLI:NL:CRVB:2019:982
[vi] CRvB 29-05-2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1803
[vii] Advies RvS 9 december 2020, gepubliceerd 16 juni 2022
[viii] CRvB 8-10-2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3241, m. nt. Christel Califano
[ix] CRvB 26-5-2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1381, m. nt. Inge Scherpenzeel en mr. Karin Smits
[x] Uitspraak Centraal | #3 - Uitspraak Centraal: Wmo-begeleiding en jeugdhulp (springcast.fm)