Mijn noot begint met waar deze uitspraak mee eindigt. De uitspraak eindigt namelijk met een mooie verwijzing naar een van mijn favoriete passages uit de Memorie van Toelichting. Daarin staat dat uit de systematiek van de Wmo 2015 voortvloeit, dat een maatwerkvoorziening alleen dan wordt toegekend als iemand echt niet zelf of met behulp van zijn omgeving in staat is tot zelfredzaamheid en participatie, en ook een algemene voorziening geen uitkomst biedt. Een maatwerkvoorziening is uitdrukkelijk de hekkensluiter (zie de MvT, TK 2013-2014, 33 841, nr 3, bladzijden 34 en 148).
Hekkensluiter
Dat de Wmo uitdrukkelijk een hekkensluiter is zie ik zelf onvoldoende terug in beslissingen van gemeenten of gerechtelijke uitspraken. Een kleine zoektocht op rechtspraak.nl leidt tot slechts vier uitspraken die sinds de decentralisatie zijn gewezen waarin hiernaar verwezen wordt terwijl nu juist dit punt zo belangrijk is. Het moge geen geheim zijn dat gemeenten worstelen met de uitvoering van de Wmo. Geklaagd wordt bijvoorbeeld over de vele open normen die de wet kent, de aanzuigende werking die is ontstaan door het zeer lage abonnementstarief en het feit dat de wet het niet toestaat om het inkomen van betrokkenen bij hun aanvraag te betrekken. Gemeenten zijn vaak onterecht van mening dat het bijna onmogelijk is om een aanvraag te weigeren. De wetgever is echter van mening dat van betrokkenen zelf ook wel wat verwacht mag worden. Men zal toch eerst zelf, of met behulp van de omgeving, moeten kijken of er een oplossing voor de beperkingen gevonden kan worden. En pas als ook een algemene voorziening geen uitkomst biedt wordt van de gemeente verwacht dat een maatwerkvoorziening wordt toegekend. Dit is van belang voor de houdbaarheid van de Wmo, meer eigen verantwoordelijkheid en ondersteuning op maat. Een maatwerkvoorziening is bedoeld voor mensen die echt zelf niet meer in staat zijn tot zelfredzaamheid en participatie, ook niet met hulp vanuit hun netwerk. Het is dus van belang om dat als gemeente goed te onderzoeken. Daar heeft de Centrale Raad van Beroep eerder al eens de handvatten voor gegeven in CRvB 21 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:819, m. nt. mr. C.W.C.A. Bruggeman maar toch lijkt dit voor veel gemeenten nog behoorlijk lastig te zijn. Het is belangrijk om de hulpvraag goed vast te leggen en daarnaast te onderzoeken wat er nodig is om zelfredzaam te zijn en of de cliënt op een aanvaardbaar niveau kan participeren. Door daarnaast goed te onderzoeken wat betrokkenen zelf nog kunnen, eventueel met behulp van hun omgeving, en ervoor te zorgen dat binnen de gemeentegrenzen een divers aanbod aan algemene voorzieningen aanwezig is kun je als gemeente beter sturen op het aantal toe te kennen maatwerkvoorzieningen.
Algemene voorziening
Dat de rechtbank best ver meegaat in wat van een betrokkene verwacht mag worden met betrekking tot een algemene voorziening blijkt bijvoorbeeld uit een uitspraak van de Rechtbank Overijssel uit 2019 (ECLI:NL:RBOVE:2019:2353). Daar acht de rechtbank het reëel en geoorloofd dat de gemeente van haar cliënt verlangt te zoeken naar een voor haar passende algemene voorziening. Overigens is dit één van die vier uitspraken waar ook daadwerkelijk verwezen wordt naar het feit dat de maatwerking voorziening uitdrukkelijk de hekkensluiter is in de Wmo. De Centrale Raad van Beroep heeft in 2019 ook nog geoordeeld dat het college een maatwerkvoorziening kan weigeren en de cliënt kan verwijzen naar een algemene voorziening, als er zorgvuldig onderzoek is gedaan naar de passendheid van die algemene voorziening voor de cliënt (CRvB 30-1-2019, ECLI:NL:CRVB:2019:288). Het loont voor gemeenten echt om hier eens goed bij stil te staan om daarmee zoveel mogelijk te proberen grip op de toegang te krijgen.
Kwaliteitseisen
Bij grip op de toegang hoort ook dat goed gekeken wordt naar de kwaliteitseisen die de Wmo voorschrijft en dat is waar de onderhavige uitspraak met name over gaat. Ook dat is een punt waar voor gemeenten nog veel ruimte zit om te sturen. En zoals uit deze uitspraak blijkt heeft de gemeente Waalwijk dat getracht te doen en houdt dit in ieder geval hier in eerste aanleg stand. Het gaat in deze zaak om een situatie die in de praktijk veelvuldig voorkomt, een maatwerkvoorziening in de vorm van individuele begeleiding die geleverd wordt door het sociaal netwerk. Vaak wordt in dergelijke zaken door betrokkenen gesteld dat zij ondersteuning van een vertrouwd persoon wensen, zo ook hier. In dit geval koopt moeder de individuele begeleiding door middel van een PGB in bij haar dochter tegen 75 % van het ZIN tarief. Eerder ontving moeder 210 minuten en dat wil zij graag verlengd zien. Het college is echter van mening dat omdat bij moeder sprake is van psychiatrische problematiek professionele ondersteuning nodig is die niet door dochter kan worden geleverd. Met de eerdere indicatie is het dochter ook niet gelukt de gestelde doelen te behalen. Daar komt bij dat de gemeente een medisch advies heeft opgevraagd waar de betreffende arts concludeert dat het vrijwel niet mogelijk is in de begeleiding van familieleden om het negatieve effect op de privérelatie los te laten. Hierdoor heeft dit ook een negatief effect op de ingezette zorg, hetzij naar aard (bijvoorbeeld meer overname dan stimulering) hetzij naar omvang (meer zorg dan daadwerkelijk nodig is). Vanwege de problematiek van moeder wordt dit in haar geval zelfs nog versterkt. Ook komt de arts tot de conclusie dat dochter niet de geschikte opleidingen heeft genoten die gericht zijn op omgang met psychiatrisch patiënten en dat eerder gestelde doelen niet zijn behaald omdat de kwaliteit van de door haar geboden zorg, alle goede bedoelingen ten spijt, onvoldoende is. Aan moeder had professionele zorg geboden moeten worden.
Voor het college is dit voldoende om in eerste instantie de verlenging in zijn geheel te weigeren maar uiteindelijk is zij toch tot toekenning van 140 minuten voor de lichte vorm van zorg overgegaan toen betrokkene in bezwaar is gekomen. Uit de uitspraak wordt niet geheel duidelijk hoe dat is gegaan maar het lijkt erop alsof de bezwaarschriftencommissie het college heeft geadviseerd het bezwaar gegrond te verklaren, het college dit advies niet heeft overgenomen en daarvoor in de plaats is overgegaan tot het toekennen van de 140 minuten voor de lichte vorm van zorg. Het college motiveert dit door te stellen dat reeds in het besluit voorafgaand aan de nieuwe melding is gebleken dat dochter niet de juiste hulpverlener voor haar moeder is.
De rechtbank gaat hierin mee en oordeelt dat het college inderdaad tot deze conclusie heeft kunnen komen nu de eerder gestelde doelen niet zijn behaald en ook niet behaald zullen worden wanneer de zorg door dochter wordt geleverd. Dat moeder graag zorg ontvangt van een voor haar vertrouwd persoon acht de rechtbank begrijpelijk maar niet doorslaggevend. De rechtbank wijst ook nog op ECLI:NL:CRVB:2019:1815, waar de raad oordeelde dat een PGB mag worden geweigerd wanneer de deskundigheid voor het bieden van de benodigde zorg ontbreekt in een zaak waarbij een moeder en stiefvader de zorg leverden aan hun zoon met een psychotische stoornis, antisociale persoonlijkheidstrekken en een cannabisafhankelijkheid. Al met al een mooi resultaat voor deze gemeenten dus.
Vertrouwensbeginsel
Overigens lijkt dit een hoofdpijndossier van de gemeente Waalwijk te zijn. Uit de uitspraak blijkt namelijk dat partijen al eerder eens bij de CRvB tegenover elkaar hebben gestaan en daar tot een schikking zijn gekomen waar de 210 minuten aan individuele begeleiding van dochter het resultaat van is. Moeder beroept zich op het vertrouwensbeginsel omdat zij van mening is dat reeds daarom wederom 210 minuten dient te worden afgegeven maar daar wordt door de rechtbank terecht korte metten mee gemaakt. Met een schikking over een afgebakende periode wordt geen gerechtvaardigd vertrouwen gewekt over zorgverlening voor de periode die daarop volgt, dat dient namelijk bij de nieuwe melding door het college opnieuw beoordeeld te worden.
Deze uitspraak laat ons zien dat goed onderzoek naar de kwaliteit van de geboden ondersteuning, eventueel aangevuld met een gedegen medisch advies, gemeenten kan helpen bij het krijgen van grip op de toegang. Hiermee gaat ook de kwaliteit van de door de gemeente gefinancierde ondersteuning omhoog en daar doen we het toch allemaal voor, zou ik denken. Als we dan ook nog allemaal scherp op ons netvlies houden dat een maatwerkvoorziening nadrukkelijk de hekkensluiter is in de Wmo dan houden we het huidige stelsel hopelijk ook nog lang houdbaar. Als ik met deze noot maar één gemeente heb geïnspireerd om hier meer aandacht aan te besteden dan is mijn missie geslaagd.