Noot (mr. Mark Bruin)
Wanneer iemand op grond van de Wmo 2015 aanspraak maakt op een aangepaste auto, dan moet bij de toekenning van de auto ook rekening gehouden worden met de kosten die onlosmakelijk verbonden zijn aan het bezitten van deze auto. Hou je hier als gemeente geen rekening mee, dan lever je geen compenserende voorziening. Aldus de rechtbank Gelderland in bovenstaande uitspraak. Hoewel de uitspraak ten opzichte van eerdere jurisprudentie niet heel verrassend is, kun je er naar mijn mening toch een aantal principiële vragen bij stellen.
Uitspraak In lijn met de Wmo 2007 De rechtbank Gelderland hanteert in deze uitspraak een lijn die overeenkomt met de lijn die gold onder de Wmo 2007. In 2011 oordeelde de CRvB (ECLI:NL:CRVB:2011:BU7263) namelijk dat het niet is toegestaan om bij het toekennen van een voorziening alleen de zogenaamde ‘meerkosten’ te vergoeden. Dit betekent dat je bij het toekennen van een aangepaste auto, niet alleen de kosten voor de aanpassing moet vergoeden, maar ook de aanschafkosten van de auto zelf. Ook nu oordeelde de rechtbank dat het niet toegestaan is om een deel van de algemeen gebruikelijke kosten (de kosten die iedere autobezitter maakt) uit te sluiten van vergoeding. Het totale pakket, inclusief verzekering en kosten voor onderhoud moet vergoed worden volgens de rechtbank.
Niet onredelijk om alleen meerkosten te vergoeden In de hiervoor opgenomen uitspraak kende het college een volledige nieuwe aangepaste Fiat Ducato in eigendom toe. Het voelt dan niet onredelijk dat van de aanvrager verlangd wordt dat hij zelf opdraait voor de kosten van de verzekering en de wegenbelasting. Naar mijn mening gaat het vrij ver om van gemeenten te verlangen dat zij alle kosten moeten dekken die gemoeid zijn met de toekenning van een aangepaste auto. Ik vraag mij ook af of dat wel helemaal in lijn is met de Wmo 2015. In bepaalde situaties is het wat mij betreft te verdedigen dat alleen de meerkosten van een voorziening vergoed worden. Van een dergelijke situatie is naar mijn idee sprake als je kunt stellen dat losse onderdelen van een voorziening ‘algemeen gebruikelijk zijn’. Een voorziening is algemeen gebruikelijk wanneer aan de volgende criteria wordt voldaan (deze volgen uit jurisprudentie):
- De voorziening is gewoon verkrijgbaar;
- De prijs is vergelijkbaar met soortgelijke producten die algemeen gebruikelijk worden geacht;
- De voorziening is niet speciaal voor gehandicapten ontworpen;
- Een gezond persoon zou, gelet op de individuele omstandigheden, ook over de voorziening beschikken;
Wanneer je bovenstaande criteria toepast op de zaak van de rechtbank Gelderland, dan kom je tot de conclusie dat voor sommige cliënten een aantal onderdelen van de voorziening als algemeen gebruikelijk te bestempelen zijn. Dit is naar mijn mening het geval wanneer het gaat om een cliënt die al over een auto beschikt ten tijde van zijn aanvraag voor een aangepaste auto. Voor deze cliënt is het dan algemeen gebruikelijk dat hij een verzekering moet afsluiten en wegenbelasting moet betalen. Ook dient iedere autobezitter rekening te houden met onderhoud en brandstofkosten. Deze kosten lijken mij – uitzonderingen daargelaten – niet hoger voor mensen met een beperking en zouden zij ook maken als zij geen beperking hadden. Dat onderdelen van de voorziening, zoals de verzekering en de wegenbelasting als algemeen gebruikelijk aan te merken zijn kan naar mijn idee afgeleid worden uit oude jurisprudentie van de CRvB onder de WVG (ECLI:NL:CRVB:2006:AX7808). In die zaak uit 2006 oordeelde de CRvB – overeenkomstig vaste jurisprudentie- dat een automatische versnellingsbak voor een auto in beginsel ‘algemeen gebruikelijk’ is. Bij de afweging of een voorziening als algemeen gebruikelijk aan te merken is werden onder de WVG verglijkbare criteria gehanteerd. Naar mijn idee is het daarom onlogisch om nu onder de Wmo 2015 een verzekering en wegenbelasting niet als algemeen gebruikelijk aan te merken.
Verder kan bij de afweging of een voorziening algemeen gebruikelijk is, het inkomen van de cliënt een rol spelen. Geeft iemand dus aan dat hij een algemeen gebruikelijke voorziening niet kan betalen, en uit onderzoek volgt dat de cliënt dit inderdaad niet kan, dan moet het college de algemeen gebruikelijke voorziening alsnog toekennen. In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland de draagkracht van cliënt eveneens laten meewegen. Dat is wat mij betreft de manier om te voorkomen dat iemand onvoldoende gecompenseerd wordt. Het is nog wel de vraag wat de rechtbank geoordeeld had als de conclusie was dat cliënt deze ‘algemeen gebruikelijke kosten’ wel zelf had kunnen dragen. Daar gaat de rechtbank in deze uitspraak verder niet op in.
Bevoordeling cliënten? Wanneer je standaard de algemeen gebruikelijke kosten meeneemt in de toekenning van een aangepaste auto, dan verstrek je naar mijn idee in sommige gevallen meer dan noodzakelijk is op grond van artikel 2.3.5 lid 3 Wmo 2015. Volgens de toelichting bij dat artikel gaat de verplichting tot het verstrekken van een voorziening namelijk niet zo ver dat de cliënt in exact dezelfde of zelfs een betere positie moet worden gebracht, dan waarin hij verkeerde voordat hij de ondersteuning nodig had. Voor een deel van de mensen die een aangepaste auto nodig hebben, zullen de kosten zoals een verzekering en wegenbelasting als algemeen gebruikelijk aan te merken zijn. Wanneer voor deze groep dergelijke kosten toch worden gefinancierd, worden zij in feite in een betere positie gebracht dan waarin zij verkeerden voordat zij ondersteuning nodig hadden.
Tot slot kun je naar mijn idee hier nog de vraag stellen welke rol de ‘eigen kracht’ van een cliënt kan spelen. In de toelichting bij de Wmo 2015 heeft de wetgever namelijk nadrukkelijk gesteld dat een maatwerkvoorziening bedoeld is als ‘hekkensluiter’. “Alleen wanneer iemand echt niet zelf of met hulp van zijn omgeving in staat is tot zelfredzaamheid of participatie en ook een algemene voorziening geen uitkomst biedt, is er een rol voor het college.” (zie de toelichting bij artikel 2.3.5 lid 3 Wmo 2015). In de zaak van de rechtbank Gelderland laat de rechtbank de rechtsgevolgen in stand omdat cliënt met behulp van zijn sociaal netwerk de beperkingen heeft weggenomen. Naar mijn idee zou je om dezelfde reden kunnen beargumenteren dat cliënten zelf moeten opdraaien voor algemeen gebruikelijke onderdelen van de voorziening, als zij over voldoende eigen kracht beschikken. Op die manier wordt bevoordeling van cliënten voorkomen. Dat lijkt mij in lijn met de gedachte van de Wmo 2015.
|