Nieuwsbrief Jurisprudentie | Editie 11 2019  
 
 
Grip op Wmo
 
 
 
 

Met de jurisprudentie nieuwsbrief Wmo informeren wij u graag eens in de twee weken over actuele jurisprudentie op dit vakgebied.


Sommige uitspraken zijn voorzien van een samenvatting en een deskundig commentaar (noot, annotatie). Van de overige uitspraken geven we de rechtsregels weer.


Alle uitspraken die in deze nieuwsbrief verschijnen, worden tevens verwerkt in Schulinck Grip op Wmo.


Heeft u commentaar of suggesties, neem dan contact met ons op.


Wilt u meer weten over Schulinck Grip op Wmo, lees dan de productinformatie.

Naar boven

 
 
 
 
  CRvB 30-1-2019, ECLI:NL:CRVB:2019:288 (met noot mr. C.W.C.A. Bruggeman)  
 
 
 
Trefwoorden
Huishoudelijke hulp, algemene voorziening, medewerkingsplicht
 
 
Samenvatting

De aanvraag van cliënt voor huishoudelijke hulp is afgewezen, omdat een algemene voorziening toereikend zou zijn. De CRvB oordeelt dat niet is gebleken dat cliënt geen gebruik van de algemene voorziening zou kunnen maken.

Het college heeft, na een tussenuitspraak van de rechtbank, onderzoek uitgevoerd naar de passendheid van de algemene voorziening voor de cliënt. Onderdeel hiervan was een gezamenlijk huisbezoek van medewerkers van de gemeente en de thuiszorgorganisatie. Cliënt weigert hierbij inhoudelijk in gesprek te gaan over de mogelijkheden van maatschappelijke ondersteuning in de vorm van de algemene voorziening.

Onder de gegeven omstandigheden, heeft het college met het nadere onderzoek voldaan aan de op hem rustende onderzoeksverplichting. Het college was aanwezig bij beide nadere huisbezoeken. Anders dan cliënt heeft aangevoerd, kan daarom niet worden gezegd dat het college het benodigde onderzoek ten onrechte niet zelf heeft gedaan.

 
Noot (mr. C.W.C.A. Bruggeman)
  1. In deze uitspraak is het interessante en relevante thema de verdeling tussen de inspanningen van het college enerzijds en die van de belanghebbende anderzijds bij de uitvoering van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2 Wmo 2015. Vermoedelijk mede gevoed door de over het algemeen zeer onnauwkeurige berichtgeving in de media, lijkt menig aanvrager in de veronderstelling te verkeren zo weinig mogelijk informatie te hoeven verschaffen, omdat anders zijn privacy teveel in het gedrang zou kunnen raken. Dit is vanzelfsprekend een misvatting, want – net als bij eender welke bestuursrechtelijke regeling – is voor een goede duiding van de juridische relatie tussen een bestuursorgaan en een burger volledigheid en juistheid van de voor de beoordeling noodzakelijke informatie onontbeerlijk. Dat het in de Wmo 2015 (en evenzo in de Jeugdwet) om gevoelige informatie gaat, maakt dat niet anders. Dit geldt immers voor vele wetten in het publieke domein, het geldt des te sterker voor diverse wetten in het socialezekerheidsrecht (bijvoorbeeld, maar bepaald niet uitsluitend, de Wmo 2015). Overigens valt het in zekere zin met die gevoeligheid van de informatie nog wel mee, want over een medisch dossier hoeft het college niet te beschikken, slechts de beperkingen dienen bekend te zijn. Wat de precieze medische oorzaak van die beperkingen is, is eigenlijk niet eens relevant.

  2. In deze zaak heeft de rechtbank in een tussenuitspraak duidelijk gemaakt dat het aanvankelijke onderzoek de besluitvorming niet kon dragen. Daarop is het college opnieuw aan het werk gegaan. Tevergeefs. De nader te onderzoeken vraag – volstaat de algemene voorziening die voorradig is? – kreeg een vervolg in de vorm van twee huisbezoeken, maar het inzicht dat nodig was om de algemene voorziening te kunnen afzetten tegen de aanwezige mantelzorg en gebruikelijke hulp is daarbij niet verkregen, door – zo lees ik de uitspraak althans – onwilligheid van de zijde van de belanghebbende. Dat is geen uitzonderlijke situatie (ook in het domein van de Jeugdwet). In wiens risicosfeer ligt een dergelijke patstelling?

  3. Ik gaf het antwoord op deze vraag natuurlijk in de eerste alinea van deze noot al weg. De rechtbank heeft in de bestreden uitspraak geoordeeld dat het college heeft “kunnen concluderen dat uit het onderzoek niet naar voren is gekomen dat appellante geen gebruik van huishoudelijke hulp in de algemene voorziening zou kunnen maken.” Ondanks de dubbele ontkenning – we blijven tenslotte juristen – is dit wel een kristalheldere lijn. Het uitgangspunt bij de aanwezigheid van een algemene voorziening op het terrein van de maatschappelijke ondersteuning in kwestie is dat deze dekkend is (toereikend en passend in oeroud bijstandsjargon, zie artikel 15 lid 1 Participatiewet). Weliswaar kan uitgangspunt alleszins bijgesteld worden, maar de daarvoor noodzakelijke informatie dient in samenspraak met de belanghebbende verkregen te worden. Die heeft daartoe overigens ook een informatie- en medewerkingsplicht, welke is neergelegd in artikel 2.3.8 Wmo 2015.

  4. De hiervoor bedoelde nuancering kan natuurlijk om diverse redenen wenselijk zijn. Dat kan ten eerste vanwege een inhoudelijke reden zijn: de algemene voorziening lost het vraagstuk beweerdelijk niet of onvoldoende op (zoals in de onderhavige casus). Het kan echter ook een praktischer punt betreffen, zoals de kosten voor gebruikmaking van de algemene voorziening. Dat laatste lijkt een dilemma, aangezien het is verboden om ‘aan de voorkant’ de financiën van een belanghebbende te betrekken in het onderzoek en de besluitvorming, terwijl een algemene voorziening geld kan kosten (net als een algemeen gebruikelijk te achten eigen oplossing trouwens). Dan rijst de vraag hoe dit dilemma dient te worden opgelost. Erg ingewikkeld is de oplossing niet: ook hier is het uitgangspunt namelijk dat de kosten door de belanghebbende kunnen worden gedragen en de algemene voorziening dus passend is, het is vervolgens aan hem om het tegendeel aannemelijk te maken door alsnog financieel met de billen bloot te gaan.

  5. Voor dergelijke nuanceringen van het uitgangspunt geldt dus in alle gevallen dat het aan de belanghebbende is om de informatie – inhoudelijk of financieel – aan te dragen die het uitgangspunt van dekkendheid/passendheid/toereikendheid nuanceren. Doet de belanghebbende dat niet of onvoldoende, dan blijft het uitgangspunt overeind. In het geval van de aanwezigheid van een algemene voorziening is dan al snel de conclusie dat (aanvulling via) een maatwerkvoorziening niet noodzakelijk is gebleken. In geval van andere te onderzoeken kwesties kan de uitkomst een andere zijn, dat hangt allemaal sterk af van de voorliggende aangelegenheid. Het is echter alleszins denkbaar dat een categorische weigering van medewerking met zich meebrengt dat geen enkele voorziening hoeft te worden toegekend, namelijk wanneer zonder medewerking niet kan worden vastgesteld of een voorziening überhaupt nodig is (zoals bij de uitvraag omtrent eventuele gebruikelijk hulp bij een aanvraag inzake hulp bij het huishouden). Gebrekkige of ontbrekende medewerking leidt echter niet per definitie tot een totale afwijzing/weigering, soms kan op basis van anderszins bekende informatie wel enige toekennende beslissing worden genomen, alleen wellicht niet zo ruim als verhoopt. Het college moet in een dergelijk geval daartoe ook daadwerkelijk besluiten, zoals we weten uit rechtspraak inzake de Wmo (2007) (zie bijvoorbeeld CRvB 17 oktober 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BY0448). Het risico dat deze informatie onvoldoende aanleiding geeft om te komen tot de door de belanghebbende gewenste oplossing, ligt dan echter wel degelijk bij de weigerachtige belanghebbende (zoals blijkt uit dezelfde uitspraak uit 2012).

  6. De hier gepubliceerde uitspraak biedt al met al wellicht dan ook geen verrassend nieuw inzicht, maar het is wel belangrijk dat de Raad duidelijk uitspreekt dat een goed onderzoek alleen invulling kan hebben via een evenwichtige verhouding tussen de belanghebbende en het college.
 
 
 
 

Overige uitspraken

Rechtbank Den Haag 25-4-2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:4153

Gelet op de systematiek van de Wmo 2015 ligt het voor de hand om voor de ingangsdatum van van een voorziening aan te sluiten bij de datum van de aanvraag en niet bij de datum van de melding.

 
 
 
 

Verzoek om toezending rechtbankjurisprudentie

Wij roepen alle lezers van deze nieuwsbrief op om ons relevante Wmo-uitspraken van rechtbanken toe te zenden. Deze worden namelijk lang niet allemaal gepubliceerd via www.rechtspraak.nl.

Vermelding van uitspraken in deze nieuwsbrief geschiedt altijd anoniem, dus zonder weergave van de namen van partijen.

Bij voorbaat dank voor uw medewerking!

 
 
 
 
 
 
Copyright © Wolters Kluwer 2019
 
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Schulinck
 
Disclaimer Aan de totstandkoming van deze uitgave is de uiterste zorg besteed. Voor informatie die niet dan wel onvolledig of onjuist is opgenomen aanvaarden de auteurs en de uitgever geen aansprakelijkheid.
 
U ontvangt deze product update omdat u gebruiker bent van de online kennisbank Grip op. Klik hier om u af te melden voor deze nieuwsbrief