Nieuwsbrief Jurisprudentie | Week 06 2019  
 
 
Grip op Wmo
 
 
 
 

Met de jurisprudentie nieuwsbrief Wmo informeren wij u graag eens in de twee weken over actuele jurisprudentie op dit vakgebied.


Sommige uitspraken zijn voorzien van een samenvatting en een deskundig commentaar (noot, annotatie). Van de overige uitspraken geven we de rechtsregels weer.


Alle uitspraken die in deze nieuwsbrief verschijnen, worden tevens verwerkt in Schulinck Grip op Wmo.


Heeft u commentaar of suggesties, neem dan contact met ons op.


Wilt u meer weten over Schulinck Grip op Wmo, lees dan de productinformatie.

Naar boven

 
 
 
 
  CRvB 19-12-2018, ECLI:NL:CRVB:2018:4226 (met noot mr. C.W.C.A. Bruggeman)  
 
 
 
Trefwoorden
afbakening Wmo 2015-Wlz
 
 
Samenvatting

Het college heeft het verzoek van cliënt om huishoudelijke hulp afgewezen vanwege het feit dat cliënt aanspraak maakt op Wlz-zorg met verblijf, waar hulp bij het huishouden deel van uitmaakt.

De CRvB oordeelt dat het college op grond van artikel 2.3.5 lid 6 Wmo 2015 terecht heeft beslist dat het niet gehouden is om een maatwerkvoorziening te verstrekken. Het college was echter wel bevoegd om een maatwerkvoorziening te verstrekken. Het college heeft bij het uitoefenen van die bevoegdheid een zeer ruime beslissingsruimte. Als het tot een geschil over de toepassing van deze bevoegdheid komt, zal de rechter beoordelen of het college in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen. 

De CRvB begrijpt dat het college in de aangevoerde omstandigheid dat cliënt een hogere ondersteuningsbehoefte voor huishoudelijke hulp heeft dan gedekt wordt door de Wlz, geen aanleiding ziet om een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015 te verstrekken. De CRvB realiseert zich dat hierover onder de Wmo en de AWBZ anders werd geoordeeld. Maar gezien de op dit punt duidelijke bedoeling van de wetgever van de Wlz en de Wmo 2015, is dit onvoldoende voor een andere beoordeling.

 
Noot (mr. C.W.C.A. Bruggeman)

1. In mijn annotatie onder de uitspraak van gelijke datum (CRvB 19-12-2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3933), heb ik het kader geschetst inzake de afbakening tussen de Wmo 2015 en de Wlz. Daarbij verwees ik onder meer naar de uitspraak van 23 mei 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1525, die een duidelijke standpuntbepaling van de CRvB inhield, waarover in punt 3 meer.

2. De belanghebbende in dit dossier heeft een Wlz-indicatie, waaronder mede is begrepen de aanspraak op noodzakelijke hulp bij het huishouden (zie ook artikel 3.1.1 lid 1 onder a ten tweede Wlz). De indicatie wordt verzilverd door middel van een pgb, dat bovendien mede een ophoging omvat ter voorziening in de noodzakelijke hulp bij het huishouden. De te beantwoorden vraag is of het college van burgemeester en wethouders gehouden is om in aanvulling daarop een Wmo 2015-voorziening te verstrekken, voor zover de Wlz-toekenning – inclusief de standaard ophoging – nog steeds onvoldoende zou zijn ter voorziening in de benodigde hulp bij het huishouden. Onder de (oude) afbakening AWBZ-Wmo (2007) beantwoordde de Raad deze vraag in beginsel bevestigend. Daarvan zijn diverse voorbeelden bekend (zie vooral CRvB 9-4-2014, ECLI:NL:CRVB:2014:1240, m.nt. mr. S. Bohnen).

3. Op 23 mei 2018 ging de Raad in de in punt 1 genoemde uitspraak om ten aanzien van deze afbakening onder de vigeur van het nieuwe stelsel, dat wil zeggen in de afbakening tussen de Wmo 2015 en de Wlz. Een aanvulling van de Wlz-indicate via de Wmo 2015 is niet nodig. Er is sprake van een in beginsel harde grens tussen de Wlz en de Wmo 2015, zo wordt de bedoeling van de wetgever door de Raad begrepen. De uitkomst in de desbetreffende uitspraak is gelijk aan die in de hier gepubliceerde zaak. Toch is de huidige uitspraak van belang. Dat zit hem in de aansluiting die nu wordt gezocht bij de in de eerste regel van deze annotatie genoemde uitspraak van gelijke datum. Daarmee geeft de Raad immers aan dat de aanwezigheid van een Wlz-indicatie weliswaar met zich meebrengt dat een Wmo 2015-aanvraag ter zake mág worden afgewezen, maar dat het niet zo is dat een dergelijke aanvraag móet worden afgewezen. Er moet volgens ECLI:NL:CRVB:2018:3933, alvorens over te kunnen gaan tot een afwijzing, een belangenafweging worden gemaakt. Deze afweging vooronderstelt dat een gedegen onderzoek is uitgevoerd en dat het ontbreken van een dergelijk onderzoek in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel. Dat was de kernboodschap van de zojuist genoemde uitspraak, welke voorheen nog ontbrak.

4. Opvallend is dan natuurlijk des te meer dat een dergelijk onderzoek nu juist niet kenbaar is uitgevoerd in deze zaak, althans dat dit niet veel in lijkt te hebben gehouden, terwijl de besluitvorming toch de eindstreep haalt (r.o. 4.5: ‘in redelijkheid kunnen weigeren’). Hoe kan dat dan? Deze gang van zaken lijkt mij alleen dan verklaarbaar als ervan uitgegaan wordt dat het bedoelde onderzoek in gevallen als het onderhavige uitermate summier van karakter mag zijn, gegeven de aard van de voorliggende kwestie, in tegenstelling tot de kwestie begeleiding in de zaak met ECLI:NL:CRVB:2018:3933. Dat is ook wel begrijpelijk, nu ervan uitgegaan moet worden dat een eventueel tekort aan ondersteuning in de hulp bij het huishouden in het totale wettelijke stelsel wel degelijk ondervangen kan worden, namelijk door een verdere verhoging te vragen bij het Wlz-bestuursorgaan, zijnde het zorgkantoor, zoals in de uitspraak van 23 mei 2018 expliciet werd overwogen. Door mij was deze route eerder al als één van de mogelijkheden geschetst in een annotatie bij CRvB 4 oktober 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:3443). Zo beschouwd is er in het totaal van het wettelijke stelsel immers geen lacune en luistert de nauwkeurige onderbouwing van de invulling van de belangenafweging klaarblijkelijk wat minder nauw.

5. Deze uitspraak is dan ook vooral van belang vanuit theoretisch perspectief. Het uitgangspunt van een deugdelijk onderzoek is nu voor afbakeningsvragen eveneens in de systematiek geïncorporeerd (zie over de onderzoekssystematiek CRvB 21-3-2018, ECLI:NL:CRVB:2018:819, m.nt. C.W.C.A. Bruggeman). Dit maakt voor de praktische gang van zaken in situaties als de onderhavige ogenschijnlijk weinig verschil, zolang maar van enige belangenafweging blijkt. Dat is echter niet noodzakelijkerwijs in elke afbakeningskwestie het geval, zoals ECLI:NL:CRVB:2018:3933 laat zien.

6. Tot slot een nog specifiekere aanvulling op het voorgaande naar aanleiding van de uitspraak met ECLI:NL:CRVB:2018:4305, een uitspraak die in feite nóg weer meer in detail op deze complexe materie ingaat. Ook hier gaat het weliswaar om de vraag naar een eventuele aanvulling op de Wlz-toekenning, in dit geval betreft het echter concreet de vraag naar de toepasselijkheid van het overgangsrechtelijke artikel 8.6a Wmo 2015. Hierin is een aantal uitzonderingen geformuleerd op de hoofdregel van artikel 2.3.5 lid 6 Wmo 2015, die erop neerkomen dat de Wmo 2015 van toepassing is in plaats van de Wlz. Eén van deze uitzonderingen is verwoord onder c van dit artikel en ziet op ‘het schoonhouden van hun woonruimte’. Deze bepaling is complementair aan het (eveneens in het overgangsrecht gepositioneerde) artikel 11.1.9 lid 1 Wlz, waarin artikel 3.1.1 lid 1 onder a ten tweede Wlz buiten toepassing wordt verklaard. Door het samenstel van deze bepalingen is de Wlz dus niet van toepassing en de Wmo 2015 wel. De Raad geeft in deze uitspraak aan dat het uitzonderingskarakter van dit artikel 8.6a Wmo 2015 wel met zich meebrengt dat de bewijslast voor de toepasselijkheid van de desbetreffende bepaling bij de belanghebbende ligt. Dat is een bewijslastverdeling die het voor colleges van burgemeester en wethouders relatief eenvoudig maakt. In dit geval slaagt de belanghebbende niet in die opdracht, omdat het leveren van Wlz-zorg in natura in de vorm van een modulair pakket thuis (MPT) niet aannemelijk wordt gemaakt. Een MPT wordt namelijk op aanvraag (eis 1) bij besluit (eis 2) toegekend en de belanghebbende bleek niet in staat een dergelijk besluit te tonen. Bij gebrek aan dit bewijs is volgens de Raad de uitzonderingssituatie van artikel 8.6a onder c Wmo 2015 niet aan de orde en blijft de in artikel 2.3.5 lid 6 Wmo 2015 verwoorde hoofdregel derhalve het juridische kader bieden, ofwel: de oplossing ligt niet in de Wmo 2015, maar in de Wlz, zolang van enige belangenafweging dienaangaande uiteraard maar blijkt. Overigens is per 1 januari 2018 (voor nieuwe gevallen) en 1 april 2018 (voor oude gevallen) de hier bedoelde uitzonderingsgrond (de c-grond) feitelijk van belang ontbloot geraakt doordat ook voor MPT-gerechtigden de verantwoordelijkheid voor het schoonhouden van de woning ingaande deze data is overgeheveld naar het zorgkantoor (zonder dat de tekst van artikel 8.6a Wmo 2015 dienovereenkomstig is aangepast).

 
 
 
 

Overige uitspraken

CRvB 5-3-2019, ECLI:NL:CRVB:2019:669

Een besluit dat inhoudt dat een pgb niet mag worden besteed bij een zorgaanbieder heeft voor die zorgaanbieder directe financiële gevolgen, die niet uitsluitend voortvloeien uit de contractuele relatie met cliënt. In die situatie is de zorgaanbieder (direct) belanghebbende.

CRvB 6-2-2019, ECLI:NL:CRVB:2019:676

Het college dient vast te stellen hoeveel tijd nodig is om de noodzakelijke huishoudelijke activiteiten te verrichten.

 
 
 
 

Verzoek om toezending rechtbankjurisprudentie

Wij roepen alle lezers van deze nieuwsbrief op om ons relevante Wmo-uitspraken van rechtbanken toe te zenden. Deze worden namelijk lang niet allemaal gepubliceerd via www.rechtspraak.nl.

Vermelding van uitspraken in deze nieuwsbrief geschiedt altijd anoniem, dus zonder weergave van de namen van partijen.

Bij voorbaat dank voor uw medewerking!

 
 
 
 
 
 
Copyright © Wolters Kluwer 2019
 
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Schulinck
 
Disclaimer Aan de totstandkoming van deze uitgave is de uiterste zorg besteed. Voor informatie die niet dan wel onvolledig of onjuist is opgenomen aanvaarden de auteurs en de uitgever geen aansprakelijkheid.
 
U ontvangt deze product update omdat u gebruiker bent van de online kennisbank Grip op. Klik hier om u af te melden voor deze nieuwsbrief