Jaargang 13 - nr. 3, 3 februari 2016

Nieuwsbrief Jurisprudentie Wmo

Inleiding

Via deze nieuwsbrief informeren we u iedere twee weken gratis over actuele ontwikkelingen in de Wmo-jurisprudentie. Daarbij zijn een of meerdere uitspraken voorzien van een samenvatting en een deskundig commentaar (noot, annotatie). Van de overige uitspraken geven we de rechtsregels weer.

Alle uitspraken die in deze nieuwsbrief verschijnen, worden tevens verwerkt in Schulinck Grip op Wmo.

De lengte van deze nieuwsbrief varieert al naargelang het aanbod van rechterlijke uitspraken.

Heeft u commentaar of suggesties, neem dan contact met ons op. Onze adresgegevens staan in het colofon aan het einde van deze nieuwsbrief. Let op! Reacties die gestuurd worden naar nieuwsbrief@schulinck.nl worden niet gelezen door Schulinck.

Wilt u meer weten over Schulinck Grip op Wmo, lees dan de productinformatie op onze website.

Naar boven


Rechtbank Zeeland-West-Brabant 7-1-2016, nr. 15/4601 AWB (met noot mr. Erik Boersma en mr. Denise Last)

Trefwoorden

huishoudelijke hulp, zelfredzaamheid, adl, gestructureerd huishouden, heronderzoek

Samenvatting

Uitsluiten hulp bij het huishouden
Het college is met het uitsluiten van hulp bij het huishouden voor het uitvoeren van schoonmaakwerkzaamheden binnen de wettelijke kaders van de Wmo 2015 gebleven. De begrippen 'het voeren van een huishouden' en 'huishoudelijke verzorging' worden niet vermeld in de Wmo 2015. De rechtbank concludeert dat, gelet op de omschrijving van het begrip 'zelfredzaamheid' in artikel 1.1.1 Wmo 2015 en gelet op de totstandkomingsgeschiedenis van de Wmo 2015, het met die wet verenigbaar is dat een beperking bij het zelf verrichten van huishoudelijke werkzaamheden geen beperking in de zelfredzaamheid als bedoeld in artikel 1.1.1 Wmo 2015 oplevert. Het is daarom ook verenigbaar met de Wmo 2015 dat in die situatie geen maatschappelijke ondersteuning van gemeentewege wordt geboden voor hulp bij schoonmaakwerkzaamheden.

Bijzondere bijstand
Gelet op het voorgaande volgt dat het college door het bieden van de mogelijkheid van bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet voor de kosten van huishoudelijke hulp voor schoonmaakwerkzaamheden, niet buiten de beleidsruimte van de Wmo 2015 is getreden. Evenmin kan gezegd worden dat daardoor een oneigenlijke inkomens- en vermogenstoets binnen de Wmo 2015 is gebracht.

Noot (mr. Erik Boersma en mr. Denise Last)

De Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft met een aantal uitspraken in het kader van hulp bij het huishouden onder de Wmo 2015 voor behoorlijk wat opschudding gezorgd in den lande. In een viertal uitspraken van gelijke datum, te weten ECLI:NL:RBZWB:2016:10, ECLI:NL:RBZWB:2016:11, ECLI:NL:RBZWB:2016:9 en ECLI:NL:RBZWB:2016:13 heeft de rechtbank een standpunt ingenomen over de vraag of het college met het uitsluiten van hulp bij het huishouden voor het uitvoeren van schoonmaakwerkzaamheden binnen de wettelijke kaders van de Wmo 2015 is gebleven. Het oordeel van de rechtbank luidt dat gelet op de omschrijving van het begrip 'zelfredzaamheid' in artikel 1.1.1 Wmo 2015 en de totstandkomingsgeschiedenis van de Wmo 2015, het verenigbaar is met de Wmo 2015, dat geen maatschappelijke ondersteuning van gemeentewege wordt geboden voor hulp bij schoonmaakwerkzaamheden.

De Rechtbank Gelderland is een heel andere mening toegedaan dan de rechtbank Zeeland-West-Brabant. In december 2015 kwam de Rechtbank Gelderland in een aantal uitspraken van gelijke datum tot de conclusie dat hulp bij het huishouden valt onder het begrip maatschappelijke ondersteuning en dus valt onder de door de wetgever aan het college gegeven opdracht in de Wmo 2015. De Rechtbank Gelderland kwam tot deze conclusie op basis van de wetsgeschiedenis van de Wmo 2015 en de beoogde doelstellingen van de Wmo 2015, waaronder het 'extramuraliseren' van zorg en burgers in staat te stellen om zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving te blijven wonen. (zie onder meer Rechtbank Gelderland 17-12-2015, nr. AWB 15/6135).

Nu in de Wmo 2015 niet meer met zoveel woorden staat beschreven dat hulp bij het huishouden onder de Wmo 2015 valt, hebben veel gemeenten hieruit de conclusie getrokken dat de gemeente geen compensatieplicht meer heeft op het gebied van hulp bij het huishouden. Gelet op het feit dat deze beleidsmatige insteek in gemeenteland geen uitzondering is, het een zeer politiek beladen thema is en gezien de tegenstrijdige oordelen van twee verschillende rechtbanken kan het niet anders dan dat de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een nadere beschouwing verdient.

Het is eerst van belang om stil te staan bij de redenering van het college en de argumenten op basis waarvan de Rechtbank Zeeland West-Brabant tot de conclusie is gekomen dat het verenigbaar is met de Wmo 2015 dat geen maatschappelijke ondersteuning van gemeentewege wordt geboden voor hulp bij schoonmaakwerkzaamheden.

De redenering van het college in casu gaat ervan uit dat burgers in principe zelf hun schoonmaakondersteuning organiseren en daarbij een beroep doen op particuliere aanbieders, met eventueel ondersteuning door het Sociaal Wijkteam. De burger betaalt de schoonmaakondersteuning in principe zelf, maar burgers met een laag inkomen en een laag vermogen kunnen in aanmerking komen voor bijzondere bijstand voor de kosten van het inschakelen van huishoudelijke hulp. Het onderzoek van het college is erop gericht om te bepalen of de desbetreffende burger zelf de regie kan voeren over het huishouden en daardoor zelf de huishoudelijke hulp kan inkopen op de particuliere markt. Als dat zo is, is er geen noodzaak voor ondersteuning op grond van de Wmo 2015.

De rechtbank volgt het college in deze redenering en vindt daarbij steun in de wettelijke omschrijving van het begrip "zelfredzaamheid"en de wetsgeschiedenis van de Wmo 2015. Allereerst wordt door de rechtbank opgemerkt dat de hulp bij het huishouden of soortgelijke omschrijvingen in de Wmo 2015 niet specifiek worden benoemd. De wettelijke omschrijving van het begrip "zelfredzaamheid" in artikel 1.1.1 Wmo 2015 bestaat uit twee elementen, namelijk:

  • het uitvoeren van de noodzakelijk algemene dagelijkse levensverrichtingen (hierna: ADL),
  • het voeren van een gestructureerd huishouden.

Uit de wetsgeschiedenis leidt de rechtbank Zeeland-West-Brabant af dat het bij het uitvoeren van de dagelijkse ADL gaat om het zelf verrichten van de desbetreffende activiteiten in het gewone leven. Het verrichten van huishoudelijke taken valt hier niet onder. Bij het voeren van een gestructureerd huishouden gaat het volgens de Rechtbank Zeeland-West-Brabant om het voeren van de regie over het huishouden in de zin van het aansturen en organiseren van het huishouden en niet om de vraag of die huishoudelijke werkzaamheden ook zelf kunnen worden verricht. Uit het voorgaande concludeert de rechtbank: "gelet op de omschrijving van het begrip ‘zelfredzaamheid’ in artikel 1.1.1 van de Wmo 2015 en gelet op de totstandkomingsgeschiedenis van die wet, het met die wet verenigbaar is dat een beperking bij het zelf kunnen verrichten van huishoudelijke werkzaamheden volgens de bedoeling van de wetgever geen beperking oplevert in de zelfredzaamheid als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wmo 2015. De rechtbank acht het daarom ook verenigbaar met de Wmo 2015 dat in die situatie geen maatschappelijke ondersteuning van gemeentewege wordt geboden voor hulp bij schoonmaakwerkzaamheden".

Onzes inziens is de argumentatie die de Rechtbank Zeeland-West-Brabant hanteert om tot haar conclusie te komen, wel erg kort door de bocht. De rechtbank houdt erg stellig vast aan de letterlijke omschrijving van het begrip zelfredzaamheid in de Wmo 2015, zonder te kijken naar de bedoeling en opzet van de Wmo 2015. Naar onze mening zijn er in de wetsgeschiedenis een aantal aanknopingspunten te vinden die erop duiden dat de wetgever wél voor ogen heeft gehad om hulp bij het huishouden onder de compensatieplicht van de Wmo 2015 te laten (blijven) vallen. Ook de Rechtbank Gelderland is deze mening toegedaan. Hierbij speelt onzes inziens de opgedragen taak aan het gemeentebestuur om maatschappelijke ondersteuning te bieden een cruciale rol (artikel 2.1.1 Wmo 2015).

De wetgever heeft in de Wmo 2015 met betrekking tot de compensatieplicht volgens ons namelijk geen verandering beoogd ten opzichte van de Wmo 2007. Onder de Wmo 2007 was in artikel 4 de compensatieplicht (ofwel het compensatiebeginsel) neergelegd. Deze plicht hield in dat het college, ter compensatie van de beperkingen die een  burger uit de doelgroep ondervindt in zijn zelfredzaamheid en zijn maatschappelijke participatie, voorzieningen treft die hem in staat stellen:

  • een huishouden te voeren;
  • zich te verplaatsen in en om de woning;
  • zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel;
  • medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan.

Ook onder de Wmo 2015 heeft het college compensatieplicht, al luidt het artikel waarin deze compensatieplicht is geregeld, wel heel anders dan het voormalige artikel 4 Wmo 2007. Op grond van artikel 2.1.1 lid 1 Wmo 2015 moet het gemeentebestuur zorgdragen voor de maatschappelijke ondersteuning en volgens artikel 2.3.5 lid 3 Wmo 2015 beslissen tot: "verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen".

Uit de wetsgeschiedenis bij artikel 2.3.5 lid 3 Wmo 2015 volgt (TK 2013-2014, 33 841, nr. 89): "De voorgestelde wijziging van artikel 2.3.5 legt in aansluiting bij hetgeen in de nota naar aanleiding van het van verslag is opgemerkt, in de tekst van het wetsvoorstel vast dat de verplichting voor het college tot het onder omstandigheden verstrekken van een maatwerkvoorziening qua zekerheid voor de cliënt niet verschilt van de bedoeling van de compensatieplicht in de ‘oude’ Wmo". In de Memorie van Toelichting van de Wmo 2015 (TK 2013-2014, 33 841, nr. 3 p. 10) is bovendien het volgende opgenomen: "De verplichting om maatwerk te leveren, is in het wetsvoorstel ruimer geformuleerd dan de compensatieplicht in de Wmo en ziet op alle gevallen waarin iemand problemen heeft met zijn zelfredzaamheid en participatie, of beschermd wonen of opvang nodig heeft".

Naar onze mening kan uit bovenstaande passages worden afgeleid dat de wetgever de compensatieplicht onder de Wmo 2015 in ieder geval niet heeft willen beperken ten opzichte van de Wmo 2007. De wetgever legt juist de nadruk op een ruimere maatwerkverplichting ten opzichte van de Wmo 2007. De Rechtbank Gelderland deelt deze visie (zie onder meer Rechtbank Gelderland 17-12-2015, nr. AWB 15/6135). Voor de stelling dat de wetgever niet de bedoeling heeft gehad om hulp bij het huishouden buiten de reikwijdte van de Wmo 2015 te laten vallen, kunnen verder nog een aantal aanknopingspunten worden gevonden in de Memorie van Toelichting bij de Wmo 2015.

  • In de artikelsgewijze toelichting bij artikel 1.1.1 Wmo 2015 (TK 2013-2014, 33 841, nr. 3 p. 35) is het volgende verwoord: "Een maatwerkvoorziening kan binnen de door de gemeente vastgestelde kaders bestaan uit diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die kunnen bijdragen aan het verbeteren of het in stand houden van zelfredzaamheid, participatie of het bieden van beschermd wonen of opvang aan een cliënt. Het ondersteunen van een cliënt met huishoudelijke hulp kan bijvoorbeeld onderdeel uitmaken van een maatwerkvoorziening".

  • In de artikelsgewijze toelichting bij artikel 7.36 Wmo 2015 (TK 2013-2014, 33 841, nr. 3 p. 174) heeft de wetgever opgenomen: "Materieel zal aldus worden geregeld dat slechts die (delen van) diensten die worden verstrekt als voorziening ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en participatie als bedoeld in dit wetsvoorstel van omzetbelasting zullen zijn vrijgesteld, die bestaan uit persoonlijke verzorging, begeleiding en huishoudelijke verzorging, waarvoor de vrijstelling van omzetbelasting tot nu toe ook gold".

  • Verderop in de Memorie van Toelichting (TK 2013-2014, 33 841, nr. 3 p. 224) geeft de wetgever aan: "Mensen met een beperking of aandoening kunnen voor hun zelfredzaamheid en participatie in meer of mindere mate zijn aangewezen op ondersteuning van de gemeente. Het gaat daarbij sinds de inwerkingtreding van de Wmo op 1 januari 2007 om mensen die niet in staat zijn zelf hun sociaal vervoer te organiseren, die vanwege een handicap een aanpassing in de woning behoeven, hulp nodig hebben bij het huishouden of bijvoorbeeld een rolstoel. Na de inwerkingtreding van de Jeugdwet wordt de gemeente ook verantwoordelijk voor alle jeugdhulp voor jeugdigen tot 18 jaar. Met de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel worden gemeenten ook verantwoordelijk voor de ondersteuning van mensen die niet in staat zijn zelfstandig een gestructureerd huishouden te voeren en de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen uit te voeren, voor doventolkzorg en voor mensen die een beschermde woonomgeving nodig hebben. Het gaat derhalve om mensen die zonder deze ondersteuning niet zelfredzaam zijn".

Volgens ons geeft de wetgever in bovenstaande passage met het woord "ook" aan dat huishoudelijke hulp onder de verantwoordelijkheid van de gemeente valt op grond van de Wmo 2015.

Ook uit een passage uit de Nota naar aanleiding van het verslag (TK 2013-2014, 33 841, nr. 34, p. 101) kan naar onze mening worden afgeleid dat de wetgever niet voor ogen heeft gehad om hulp bij het huishouden buiten de reikwijdte van de Wmo 2015 te laten vallen: " Indien de gemeente de huishoudelijke hulp in de vorm van een algemene voorziening heeft georganiseerd, kan de cliënt besluiten daar al dan niet gebruik van te maken zonder dat een beslissing van het college daarover noodzakelijk is". En ten slotte is in de Nota naar aanleiding van het nader verslag (TK 2013-2014, 33 841, nr. 64, p. 104) de volgende passage opgenomen: "omdat de regering verwacht dat gemeenten met de beleidsvrijheid die zij hebben binnen de kaders van het wetsvoorstel, de maatschappelijke ondersteuning, waaronder hulp bij het huishouden, anders zullen gaan organiseren".

Verder blijkt uit de omschrijving van het begrip "maatwerkvoorziening" in artikel 1.1.1 Wmo 2015 dat hiermee bedoeld wordt: "een op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen ten behoeve van zelfredzaamheid, daaronder begrepen kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de mantelzorger, het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen". De wetgever heeft in artikel 1.1.1 Wmo 2015 niet nader omschreven wat wordt bedoeld met "andere maatregelen". Wel is in de artikelsgewijze toelichting bij artikel 1.1.1 Wmo 2015 (TK 2013-2014, 33 841, nr. 3 p. 35) opgenomen: "Een maatwerkvoorziening kan binnen de door de gemeente vastgestelde kaders bestaan uit diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die kunnen bijdragen aan het verbeteren of het in stand houden van zelfredzaamheid, participatie of het bieden van beschermd wonen of opvang aan een cliënt. Het ondersteunen van een cliënt met huishoudelijke hulp kan bijvoorbeeld onderdeel uitmaken van een maatwerkvoorziening". "Andere maatregelen" is dus in principe een open begrip dat de wetgever niet heeft ingekaderd door het benoemen van concrete en herhaaldelijk in te zetten vormen zorg en ondersteuning.

Al deze argumenten wijzen wat ons betreft in een andere richting dan de richting die de Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft gekozen.

Tot slot gaat de rechtbank nog kort in op een tweetal brieven van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 20 november 2014 (693238‑129889-BPZ, pagina 17-18) en van 22 juni 2015 (784460-138262-DMO). In deze brieven stelt de staatssecretaris zich, samengevat, op het standpunt dat hulp bij het huishouden niet op voorhand mag worden uitgesloten als vorm van maatschappelijke ondersteuning. De rechtbank laat deze brieven links liggen. Bij vragen over de uitleg van een (nieuwe) wet dient volgens de rechtbank in eerste instantie steun te worden gezocht bij de tekst van die wet en vervolgens bij de totstandkomingsgeschiedenis ervan. Een terechte opmerking van de rechtbank, maar deze brieven moeten ons inziens toch in een ander daglicht geplaatst worden. Gelet op het voorgaande heeft de wetgever bij de totstandkoming ons inziens reeds aangegeven dat de hulp bij het huishouden onderdeel uitmaakt van de maatschappelijke ondersteuning. Deze brieven kunnen dan ook aangemerkt worden als bevestiging van de eerdere uitleg in de parlementaire behandeling.

Conclusie
Onzes inziens blijkt op basis van bovenstaande passages uit de wetsgeschiedenis bij de Wmo 2015 duidelijk dat het niet de bedoeling is geweest van de wetgever om huishoudelijke hulp buiten de reikwijdte van de Wmo 2015 te laten vallen. De wetsgeschiedenis wijst immers uit dat de wetgever juist een ruimere maatwerkverplichting voor ogen heeft gehad dan onder de Wmo 2007 het geval was. Hulp bij het huishouden valt ons inziens onder het begrip "maatschappelijke ondersteuning" en dat maakt dat het college hiervoor verantwoordelijk is op grond van de Wmo 2015 (artikel 2.1.1 Wmo 2015). De Rechtbank Zeeland-West-Brabant slaat de cruciale vraag over of hulp bij het huishouden in zijn algemeenheid valt onder het begrip "maatschappelijke ondersteuning". De rechtbank gaat meteen in op de vraag of het valt onder de begrippen "zelfredzaamheid" of "gestructureerd huishouden". Nu hulp bij het huishouden al valt onder de hoofdtaak van de gemeente, is de vraag of hulp bij het huishouden nu wel of niet valt onder de begrippen "zelfredzaamheid" of "gestructureerd huishouden" onzes inziens niet doorslaggevend.

De opvatting van de Rechtbank Zeeland-West Brabant dat het college met het uitsluiten van hulp bij het huishouden voor het uitvoeren van schoonmaakwerkzaamheden binnen de wettelijke kaders van de Wmo 2015 is gebleven, delen wij derhalve niet. Een cliënt moet in staat worden gesteld tot zelfredzaamheid en participatie opdat hij zo lang mogelijk in zijn eigen leefomgeving kan blijven. Als een cliënt niet zelf zijn huis kan schoonhouden, moet het college de cliënt in staat stellen om zo lang mogelijk in zijn eigen leefomgeving te blijven wonen door zijn huis schoon te houden. Wij conformeren ons aan het oordeel van de Rechtbank Gelderland (zie onder meer Rechtbank Gelderland 17-12-2015, nr. AWB 15/6135). Gezien de tegenstrijdige oordelen van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant en de Rechtbank Gelderland is het overigens te hopen dat de CRvB snel met een vaste lijn in de jurisprudentie komt. In de wandelgangen wordt aangegeven dat een eerste uitspraak van de CRvB voor de zomer is te verwachten.

Naar boven


Overige uitspraken

CRvB 27-01-2016, nr. 14/1740 WMO

De CRvB is van oordeel dat het niet toekennen van hulp bij het huishouden voor de bereiding van warme maaltijden omdat de cliënt gebruik kan maken van de maaltijdservice, geen belemmering inhoudt van het recht op vrijheid van godsdienst. Het bestreden besluit heeft niet tot gevolg dat de cliënt niet vrij is haar geloof te aan te hangen. Dat de cliënt vanwege haar geloofsovertuiging geen gebruik wil maken van de maaltijden van de maaltijdservice is immers een persoonlijke keuze en brengt niet mee dat de maaltijdservice voor de cliënt niet als adequaat is aan te merken.

CRvB 13-01-2016, nr. 14/4826 WMO

Het college heeft aan de cliënt een verhuiskostenvergoeding toegekend. Bij dit besluit heeft cliënt de mogelijkheid gekregen binnen een tijdsbestek van twee jaar met gebruikmaking van de verhuiskostenvergoeding te verhuizen naar een passende woonruimte naar keuze.

De CRvB oordeelt dat de cliënt ruim voor het vervallen van de toegekende verhuiskostenvergoeding, de keuze heeft gemaakt om over te gaan tot de huur van de ergonomisch passende woning. De cliënt heeft niet aannemelijk gemaakt dat geen mogelijkheid bestond een ergonomisch passende woning te betrekken met een lagere huur. Onder deze omstandigheden is de cliënt zelf verantwoordelijk voor de keuze en komen de daaraan verbonden gevolgen, waaronder de verhoging van huurlasten, reeds daarvoor voor rekening van cliënt.

Naar boven


Verzoek om toezending rechtbankjurisprudentie

Wij roepen alle lezers van deze nieuwsbrief op om ons relevante Wmo-uitspraken van rechtbanken toe te zenden. Deze worden namelijk lang niet allemaal gepubliceerd via www.rechtspraak.nl.

Vermelding van uitspraken in deze nieuwsbrief geschiedt altijd anoniem, dus zonder weergave van de namen van partijen.

Bij voorbaat dank voor uw medewerking!

Naar boven


Colofon

Uitgever

Deze nieuwsbrief is een uitgave van Schulinck.

Integrale teksten aangehaalde uitspraken

De integrale teksten van de in deze nieuwsbrief besproken rechterlijke uitspraken van de Centrale Raad van Beroep zijn te raadplegen via de internetversie van Schulinck Grip op Wmo. Daarnaast worden vrijwel alle uitspraken ook gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.

Redactie

mr. Erik Boersma
mr. Sanne Bohnen
mr. Claudia Augustin
mr. Paul Jeukens
mr. Denise Last

Redactie-adres

Schulinck
Keulseweg 1b-c
5953 HD  Reuver
Tel. 077 - 475 8018
Fax 077 - 475 8019
Web: www.schulinck.nl
E-mail: info@schulinck.nl

Copyright

© 2016, Schulinck. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Schulinck.

Disclaimer

Aan de totstandkoming van deze uitgave is de uiterste zorg besteed. Voor informatie die niet dan wel onvolledig of onjuist is opgenomen aanvaarden de auteurs en de uitgever geen aansprakelijkheid.

Naar boven