Bij dringende redenen is het mogelijk af te zien van terugvordering. Dit staat in artikel 58 lid 8 Participatiewet. Dat een terugvordering leidt tot het stoppen van een schuldhulpverleningstraject valt hier niet onder. In deze annotatie bespreek ik waarom dat zo is. En ook of dat wel juist is.
Wat zijn dringende redenen?
In het individuele geval moet iets bijzonders en uitzonderlijks aan de hand zijn. Een terugvordering leidt tot een zodanig bijzondere situatie dat onaanvaardbare sociale en/of financiële gevolgen ontstaan. Deze gevolgen moeten direct betrekking hebben op de belanghebbende of het gezin. De belanghebbende(n) moeten de dringende redenen aantonen.
Maar wanneer is er nu sprake van een bijzondere situatie? En wanneer is een gevolg onaanvaardbaar? Onderstaande voorbeelden uit de jurisprudentie geven meer duidelijkheid.
Waarom valt het niet onder dringende redenen?
Het stoppen van een schuldverleningstraject is dus geen dringende reden. Zo oordeelt de CRvB in onderliggende uitspraak. Waarom niet?
De wetgever heeft in de Memorie van Toelichting hiervoor een basis gelegd.[1] Hij geeft als voorbeeld dat er geen dringende redenen zijn als belanghebbende(n) niet in de noodzakelijke middelen van het bestaan kan voorzien. Waarom hij dit precies vindt, staat er niet. Wel is duidelijk dat de wetgever alleen in zeer incidentele gevallen dringende redenen ziet.
De rechtspraak geeft concretere aanwijzingen. Er is geen onaanvaardbaar sociaal of financieel gevolg:
- bij de situatie dat belanghebbende in een schuldsaneringstraject zit;[2]
- als een belanghebbende niet wordt toegelaten tot de Wsnp.[3]
Dit komt onder andere omdat wij in Nederland de beslagvrije voet kennen. Financiële gevolgen van een terugvordering doen zich voor als het college daadwerkelijk invordert. De belanghebbende heeft dan de bescherming van de beslagvrije voet. [4] Maar bij het stoppen van een schuldverleningstraject gaan de financiële gevolgen al eerder in.
Is dit anders als het gaat om de bevoegdheid om terug te vorderen?
Ja, er moet dan namelijk een belangafweging worden gemaakt. Ook als er geen dringende reden is om af te zien van de terugvordering.
De bevoegdheid tot terugvorderen staat in artikel 58 lid 2 Participatiewet. Het college moet beoordelen of het belang van het doorgaan van het schuldhulpverleningstraject groter is dan het belang van (volledige) terugvordering. Als dit het geval is dan kan het college ervoor kiezen om niet terug te vorderen.
Waarom zou het wel onder dringende redenen moeten vallen?
De financiële gevolgen zijn groot als iemand uit zijn schuldverleningstraject wordt gezet. Schulden herleven weer. De tijd en kosten geïnvesteerd in het traject zijn nutteloos geweest. Veel gemeenten hebben daarnaast een termijn waarbij iemand vervolgens geen beroep mag doen op schuldhulp. De belanghebbende blijft dan jarenlang extra in de schulden. Dit brengt extra maatschappelijke kosten met zich mee.
Het is bekend dat mensen met schulden meer ziekteverzuim hebben. De kans dat iemand langdurig uitvalt bij zijn werk is hoger. Als de schuldenaar nog niet werk is de kans kleiner dat hij aan het werk gaat. De jarenlange beslaglegging is geen stimulans. Hij krijg niet meer inkomen als hij gaat werken. [5]
Ik besef me dat bijstand het laatste vangnet is. Er mag niet lichtzinnig worden omgegaan met uitzonderingen en dringende redenen. Maar als je naar het brede plaatje kijkt, dan werkt het contraproductief.
Moeten we de rechtspraak nu naast ons neerleggen?
Nee, zeker niet. De wetgever heeft aangegeven dat alleen in incidentele gevallen sprake is van dringende redenen om af te zien van een terugvordering. En de rechter heeft niet voor niets besloten dat het stopzetten van een schuldsaneringstraject daar niet onder valt.
Maar daar staat tegenover dat er moet worden gekeken naar de bijzondere omstandigheden in het individuele geval. Als je stelt dat het stopzetten van een schuldsaneringstraject geen dringende reden is, dan kijk je niet naar het individuele geval. Terwijl dat juist één van de hoofdregels van het beoordelen van dringende redenen is.
Natuurlijk, bij een samenloop van gevolgen is afzien van een terugvordering wel mogelijk. Verergering van psychische klachten of suïcidale neigingen die door de terugvordering ontstaan, zijn wel dringende redenen.[6] Dus als de belanghebbende deze klachten ervaart naast het stoppen van het schuldsaneringstraject kan wel worden afgezien van de terugvordering. Maar is het niet mogelijk dat het stoppen van schuldsaneringstraject in een individueel geval al zorgt voor onaanvaardbare financiële gevolgen?
Is de Participatiewet te streng?
Volgens veel partijen en organisaties wel. De staatssecretaris heeft in zijn Kamerbrief van 16 november 2021 laten weten dat vanuit verschillende trajecten wordt gewerkt aan de stappen die nodig zijn om te komen tot meer menselijke maat en vertrouwen in de Participatiewet. Daarnaast moet de handhaving in de sociale zekerheid beter in balans komen.
Het moet dus zeker niet zo zijn dat het college nooit terugvordert als iemand in een schuldsaneringstraject zit. Dat zou betekenen dat voor die personen minder strenge regels onder de Participatiewet gelden. Maar zou het niet beter zijn om te kijken naar het individuele geval? Wanneer is dan sprake van een dringende reden om af te zien van terugvordering als mogelijk het schuldsaneringstraject stopt? Dat blijft maatwerk. Een bekend begrip voor iedereen die met de Participatiewet werkt.
[1] TK 2011–2012, 33 207, nr. 3, p. 47.
[2] CRvB 06-07-2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BN0707
[3] CRvB 6-10-2020, ECLI:NL:CRVB:2020:2393
[4] CRvB 11-10-2016, ECLI:NL:CRVB:2016:3749
[5] Financiële problemen - Nibud - Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting
[6] CRvB 22-6-2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1475, Rechtbank Midden-Nederland 9-8-2019, ECLI:NL:RBMNE:2019:4138 en CRvB 31-3-2020, ECLI:NL:CRVB:2020:832.