Samenvatting
Het college heeft de aanvraag van belanghebbende om bijzondere bijstand voor de kosten van aanschaf van een laptop afgewezen. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat in haar omstandigheden een eigen computer in de vorm van een laptop met internetaansluiting noodzakelijk is voor sociale en zakelijke contacten en nieuwsgaring. De CRvB oordeelt, anders dan voorheen, dat de kosten van een digitaal hulpmiddel in het kader van de Participatiewet als noodzakelijk moeten worden aangemerkt. Computer- en internetgebruik is inmiddels ingebed in het dagelijks leven, terwijl de overheid en maatschappelijke organisaties aansturen op digitale communicatie. Het voorhanden hebben van een digitaal hulpmiddel, zoals een computer of laptop, is daartoe onontbeerlijk. Het college heeft de aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van een laptop desalniettemin terecht afgewezen. Nu vrijwel ieder huishouden in Nederland beschikt over een digitaal hulpmiddel, zoals een computer of laptop zijn die hulpmiddelen te beschouwen als duurzame gebruiksgoederen. De kosten daarvan moeten worden gerekend tot de incidentele algemene kosten van het bestaan. Daarvoor is slechts afzonderlijke bijstandsverlening mogelijk, indien de kosten als gevolg van bijzondere omstandigheden in het individuele geval niet uit de algemene bijstand en de aanwezige draagkracht kunnen worden voldaan. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van zulke bijzondere omstandigheden.
|
Noot (Mr Denise Maas-Last)
Zijn de kosten van digitale hulpmiddelen, zoals bijvoorbeeld een laptop of een computer noodzakelijk in de zin van artikel 35 Participatiewet? De CRvB beantwoordt deze vraag bevestigend. Interessant is dat de CRvB recent nog (in 2018) in een eerdere zaak oordeelde dat de kosten van een laptop als niet noodzakelijk zijn aan te merken. In deze annotatie wil ik ingaan op deze kentering van de CRvB en tevens de gevolgen hiervan bespreken.
Kosten laptop noodzakelijk Op grond van artikel 35 Participatiewet kan slechts bijzondere bijstand worden verstrekt aan personen bij wie is vastgesteld dat de kosten in het individuele geval noodzakelijk zijn. In zijn algemeenheid betekent dit bijvoorbeeld dat als kosten voorkomen kunnen worden, of als voor de kosten een alternatief is, er geen sprake is van noodzakelijke kosten. De aan deze uitspraak ten grondslag liggende aanvraag bijzondere bijstand voor de kosten van (onder andere) een laptop, is afgewezen omdat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat in haar omstandigheden een eigen laptop met internetaansluiting noodzakelijk is voor de sociale en zakelijke contacten. Belanghebbende zou gebruik kunnen maken van de computer- en internetfaciliteiten van publieke organisaties, zoals bibliotheken. Met andere woorden is het college van mening dat de kosten voorkomen kunnen worden, aangezien er een alternatief voorhanden is. De CRvB steunt het college echter niet in deze opvatting; de kosten van digitale hulpmiddelen, zoals een laptop moeten in het kader van de Participatiewet als noodzakelijk worden aangemerkt. Wat de CRvB mijns inziens terecht erg belangrijk en doorslaggevend vindt, is dat:
- de samenleving in belangrijke mate gedigitaliseerd is;
- computer- en internetgebruik inmiddels ingebed is in het dagelijks leven;
- overheid en maatschappelijke organisaties ook aansturen op digitale communicatie;
- een digitaal hulpmiddel tegenwoordig onmisbaar is.
Vrijwel ieder huishouden beschikt tegenwoordig ook over een computer of laptop. Met de algemene conclusie dat een laptop om bovenstaande redenen noodzakelijk is in de zin van artikel 35 Participatiewet, ben ik het volledig eens en heb ik eigenlijk niets toe te voegen. Hierbij wel de kanttekening dat – logischerwijs – geen sprake is van noodzakelijke kosten in een geval een belanghebbende al beschikt over (een ander) digitaal hulpmiddel (vergelijk CRvB 13-05-2014, ECLI:NL:CRVB:2014:1641). Opmerkelijk is wel dat de CRvB - in lijn met eerdere rechtspraak vanaf 2004 - een jaar geleden (in 2018) nog het tegenovergestelde oordeelde: het feit dat een belanghebbende gebruik kan maken van computer- en internetfaciliteiten van publieke organisaties, zoals bibliotheken, maakt dat de kosten van een laptop met internetaansluiting als niet noodzakelijk zijn aan te merken (CRvB 02-03-2004, ECLI:NL:CRVB:2004:AO4945, CRvB 08-10-2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1960 en CRvB 10-4-2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1176). Dit is wat het college ook aanvoerde in de onderhavige zaak, maar waar de CRvB dit keer dus niet in meeging. Wat maakt dat een computer met internetaansluiting anno 2019 wel noodzakelijk in de zin van artikel 35 Participatiewet? En waarom kan niet meer worden gezegd dat gebruik kan worden gemaakt van computer- en internetfaciliteiten van publieke organisaties? Het digitale verkeer is de afgelopen jaren natuurlijk heel sterk toegenomen en men is voor de zakelijke en sociale contacten ook veel meer afhankelijk van computers en internet. In 2004 vormde het niet bezitten van een computer en het gebruik kunnen maken van internet bijvoorbeeld nog geen belemmering om te solliciteren; gebruikelijk was toen immers om een sollicitatiebrief gewoon per post op te sturen. Nu ontkom je niet meer aan digitaal solliciteren. In 2013 was het ook nog te begrijpen dat een eigen computer niet per sé noodzakelijk was om zakelijke en sociale contacten te onderhouden, omdat men daarvoor ook gebruik kon maken van computer- en internetfaciliteiten in openbare gelegenheden zoals bibliotheken. Anno 2019 is een eigen computer met internet eigenlijk niet meer weg te denken in een Nederlands huishouden en ook onmisbaar geworden gelet op de digitalisering van de samenleving.
Kosten noodzakelijk dus bijzondere bijstand toekennen? Betekent deze conclusie dat gemeenten nu altijd bijzondere bijstand moeten toekennen voor de kosten van digitale hulpmiddelen? Nee, uit artikel 35 Participatiewetvloeit voort dat bij een aanvraag om bijzondere bijstand altijd de volgende 4 vragen in een dwingende volgorde moeten worden beantwoord, om vast te stellen of recht bestaat op bijzondere bijstand.
- Doen de kosten zich voor?
- Zijn de kosten in het individuele geval noodzakelijk?
- Vloeien de kosten voort uit bijzondere individuele omstandigheden?
- Kunnen de kosten worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm?
In de onderhavige casus konden vraag 1 en vraag 2 dus bevestigend worden beantwoord. Echter liep het voor deze belanghebbende vervolgens spaak op vraag 3. Digitale hulpmiddelen, zoals een computer of laptop, zijn duurzame gebruiksgoederen. De kosten daarvan moeten worden gerekend tot de incidentele algemene kosten van bestaan, wat betekent dat deze kosten in beginsel moeten worden voldaan uit het inkomen, hetzij door middel van reservering, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Dat is alleen anders als sprake is van bijzondere omstandigheden van het individuele geval. Denk hierbij aan personen die door bijzondere omstandigheden niet in staat zijn geweest om voor de kosten te reserveren, bijvoorbeeld als sprake is van een dringende acute noodzaak tot verhuizing of hoge medische kosten. Het hebben van schulden of het ontbreken van voldoende reserveringsruimte ten gevolge van beslag levert in ieder geval geen bijzondere omstandigheid in het individuele geval op (CRvB 14-03-2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1092).
Het gevolg van deze uitspraak is dus dat de vraag of een belanghebbende recht heeft op bijzondere bijstand voor een digitaal hulpmiddel nu niet meer strandt bij vraag 2 (het noodzakelijkheidscriterium), maar in de meeste gevallen vastloopt op vraag 3. Immers is vaak geen sprake is van ‘bijzondere individuele omstandigheden’ op grond waarvan belanghebbende bijvoorbeeld niet heeft kunnen reserveren voor de betreffende kosten. Het feit dat de kosten van een laptop nu als ‘noodzakelijk’ in de zin van artikel 35 Participatiewet moet worden gezien, vormt dus zeker geen vrijbrief voor alle bijstandsgerechtigden om bijzondere bijstand voor digitale hulpmiddelen toegekend te krijgen.
|