Nieuwsbrief Jurisprudentie | Week 1 16  
 
 
Grip op Participatiewet
 
 
 
 

Met de jurisprudentie nieuwsbrief Participatiewet informeren wij u graag eens in de twee weken over actuele jurisprudentie op dit vakgebied.


Sommige uitspraken zijn voorzien van een samenvatting en een deskundig commentaar (noot, annotatie). Van de overige uitspraken geven we de rechtsregels weer.


Alle uitspraken die in deze nieuwsbrief verschijnen, worden tevens verwerkt in Schulinck Grip op Participatiewet.


Heeft u commentaar of suggesties, neem dan contact met ons op.


Wilt u meer weten over Schulinck Grip op Participatiewet, lees dan de productinformatie.

Naar boven

 
 
 
 
  CRvB 5-6-2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1755 (met noot mr. Kees-Willem Bruggeman)  
 
 
 
Trefwoorden
vervallen mogelijkheid afronding boete, proceskostenveroordeling, herroepen boetebesluit, geen onrechtmatig besluit
 
 
Samenvatting

Het college heeft belanghebbende een boete opgelegd.
De CRvB oordeelt dat het college de boete ten onrechte naar boven heeft afgerond op een veelvoud van € 10,-. De mogelijkheid tot afronding van de boete is namelijk per 1 januari 2017 komen te vervallen.
Anders dan volgt uit eerdere rechtspraak (zoals bijvoorbeeld de uitspraak van 23 januari 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:296) oordeelt de CRvB nu dat in het kader van een verzoek tot veroordeling in de kosten van bezwaar bij de herroeping van het boetebesluit, uitsluitend in verband met de vervallen mogelijkheid tot afronding van de boete, niet voor rekening van het bestuursorgaan behoren te komen. Een herroeping in verband met een wijziging van de toepasselijke regelgeving is niet aan te merken als een herroeping wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid als bedoeld in artikel 7:15 lid 2 Awb.

 
Noot (mr. Kees-Willem Bruggeman)

In deze uitspraak gaat het weer eens over een bestuurlijke boete. Het betreft niet zozeer een materieel punt, als wel om een formele aangelegenheid. Op 1 januari 2017 is de materiële regelgeving inzake socialezekerheidsboetes behoorlijk ingrijpend gewijzigd naar aanleiding van de boetejurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep. Dit is gebeurd door aanpassing van het Boetebesluit socialezekerheidswetten. Eén van de aangepaste kwesties betreft de afronding van de boete naar boven op een veelvoud van € 10.

Uiteraard brengt een dergelijke wijziging, waardoor geen afronding naar boven meer plaatsvindt, op grond van artikel 5:46 lid 4 Awb, bij indiening van een bezwaarschrift per definitie met zich mee dat aanpassing van de primaire boetebesluitvorming dient plaats te vinden (uitgezonderd de situatie waarin de boete precies op een veelvoud van € 10 was uitgekomen). In dit geval – waarin de besluitvorming op alle materiële punten overeind blijft – gaat het om een tamelijk marginale aanpassing van € 2,15 die puur betrekking heeft op het vervallen van de afrondingsbepaling. Is een dergelijke wijziging van het primaire besluit aanleiding voor toekenning van een vergoeding van de kosten in de bezwaarfase?

In de onderhavige uitspraak gaat de Raad bij zijn beantwoording van deze vraag om. Voorheen – begin dit jaar nog – was het antwoord op deze vraag namelijk ‘ja’. Weliswaar kon het bestuursorgaan er niets aan doen dat het primaire besluit onjuist was, dat nam niet weg dat de wijziging als het ware in diens risicosfeer werd gelegd. In deze uitspraak doet de Raad dat niet meer. In de afsluitende rechtsoverweging wordt expliciet duidelijk gemaakt dat de kosten van de bezwaarfase niet langer voor vergoeding in aanmerking komen, voor zover de wijziging van de primaire besluitvorming uitsluitend is terug te voeren op een wijziging van de onderliggende regelgeving. Alsdan is er geen sprake van de in artikel 7:15 lid 2 Awb genoemde “herroeping wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid”. De onrechtmatigheid is immers ontstaan door een wijziging van de regelgeving, waarmee in verband met het lex mitior-beginsel, dat ligt besloten in artikel 5:46 lid 4 Awb, nu eenmaal rekening dient te worden gehouden. Het woord ‘uitsluitend’ is natuurlijk wel van groot belang in dezen. Er mogen geen andere redenen zijn aan te wijzen die wel op een onrechtmatigheid wijzen die aan het bestuursorgaan kan worden toegerekend.

Deze redenering van de Raad lijkt mij juridisch zuiver en bovendien voor de uitvoering uitermate praktisch. In deze casus speelde de wijziging van de regelgeving weliswaar pas na de bezwaarfase, maar het is ook denkbaar dat een wetswijziging reeds in de bezwaarfase aan de orde is. In een dergelijke situatie kan met de huidige lijn door het bestuursorgaan meteen tot bijstelling van de besluitvorming worden overgaan zonder kostenvergoeding, welke onder zulke omstandigheden door het bestuursorgaan wellicht als onterecht ervaren zou kunnen worden.

De Raad spreekt uitdrukkelijk over “het kader van een verzoek tot veroordeling in de kosten van bezwaar bij de herroeping van een boetebesluit”, zodat vooralsnog de reikwijdte van deze uitspraak daartoe beperkt moet worden geacht. Niettemin valt niet op voorhand in te zien waarom de redenering niet ook zou mogen gelden in andere situaties van gewijzigde regelgeving (dus buiten het boeterecht) die tot een betere rechtspositie leidt, zij het dat dan het eerdergenoemde strafrechtelijke beginsel daarvoor niet als katalysator moge dienen. Tot een dergelijke extrapolatie kan nu nog niet geconcludeerd worden.

Het is wel belangrijk dat men zich realiseert dat uit de bewoordingen die in deze uitspraak zijn gekozen volgt dat de nieuwe lijn alleen ziet op de (bestuurlijke) bezwaarfase en niet op de (rechterlijke) fasen van beroep en hoger beroep. Dat blijkt ook uit deze uitspraak zelf, waarin de beide rechterlijke fasen nog steeds wel voor een proceskostenvergoeding in aanmerking komen.

 
 
 
 

Overige uitspraken

CRvB 6-11-2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3579

Artikel 7:11 Awb staat niet in de weg aan de handhaving in bezwaar van een primair besluit op een andere grond dan die waarop het primaire besluit steunt. De bezwaarprocedure is bedoeld voor een volledige heroverweging.

CRvB 30-10-2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3513

Een bruto reiskostenvergoeding die met loonheffing belast is, is géén eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31 aanhef en onder f Wet op de loonbelasting 1964 en kan daarom niet worden vrijgelaten op grond van artikel 31 lid 2 aanhef en onder g WWB. 

CRvB 30-10-2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3494

Tegen een besluit tot betaling van bijstand die zichtbaar wordt in een uitkeringsspecificatie staat in beginsel bezwaar open, tenzij het enkel een herhaling van een eerder genomen besluit betreft. 

Een uitkeringsspecificatie waarin de hoogte van een inhouding op de uitkering wijzigt, kan niet worden aangemerkt als een herhaling van een eerder genomen besluit inzake de verlening van bijstand en moet daarom worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb waartegen bezwaar open staat.

CRvB 23-10-2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3296

Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de bepalingen over de individuele inkomenstoeslag in de Participatiewet noch die van de langdurigheidstoeslag in de WWB blijkt dat de wetgever een minimum- of maximumhoogte van de toeslag heeft beoogd. Evenmin blijkt uit de wetsgeschiedenis dat de wetgever heeft beoogd dat de differentiatie moet worden aangebracht in de hoogte van de toeslag, bijvoorbeeld gelet op de leefvorm. De gemeenten zijn geheel vrij in de wijze waarop zij invulling geven aan de inkomenstoeslag.

 
 
 
 

Verzoek om toezending rechtbankjurisprudentie

Wij roepen alle lezers van deze nieuwsbrief op om ons relevante Participatiewet-uitspraken van rechtbanken toe te zenden. Deze worden namelijk lang niet allemaal gepubliceerd via www.rechtspraak.nl.

Vermelding van uitspraken in deze nieuwsbrief geschiedt altijd anoniem, dus zonder weergave van de namen van partijen.

Bij voorbaat dank voor uw medewerking!

 
 
 
 
 
 
Copyright © Wolters Kluwer 2019
 
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Schulinck
 
Disclaimer Aan de totstandkoming van deze uitgave is de uiterste zorg besteed. Voor informatie die niet dan wel onvolledig of onjuist is opgenomen aanvaarden de auteurs en de uitgever geen aansprakelijkheid.
 
U ontvangt deze product update omdat u gebruiker bent van de online kennisbank Grip op. Klik hier om u af te melden voor deze nieuwsbrief