Jaargang 15 - nr. 15, 22 juli 2015 | |
Nieuwsbrief Jurisprudentie Wmo |
Rechtbank Den Haag 3-4-2015, nr. SGR 15 /1729 (met noot mr. Claudia Augustin) |
InleidingVia deze nieuwsbrief informeren we u iedere twee weken gratis over actuele ontwikkelingen in de Wmo-jurisprudentie. Daarbij zijn een of meerdere uitspraken voorzien van een samenvatting en een deskundig commentaar (noot, annotatie). Van de overige uitspraken geven we de rechtsregels weer. Alle uitspraken die in deze nieuwsbrief verschijnen, worden tevens verwerkt in Schulinck Grip op Wmo. De lengte van deze nieuwsbrief varieert al naargelang het aanbod van rechterlijke uitspraken. Heeft u commentaar of suggesties, neem dan contact met ons op. Onze adresgegevens staan in het colofon aan het einde van deze nieuwsbrief. Let op! Reacties die gestuurd worden naar nieuwsbrief@schulinck.nl worden niet gelezen door Schulinck. Wilt u meer weten over Schulinck Grip op Wmo, lees dan de productinformatie op onze website. Rechtbank Den Haag 3-4-2015, nr. SGR 15 /1729 (met noot mr. Claudia Augustin)TrefwoordenBesluit, maatschappelijke opvang, centrumgemeente, overdracht SamenvattingHet college heeft cliënt bij het meldingsformulier voor maatschappelijke opvang doorverwezen naar een ander gemeente. Cliënt heeft bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het meldingsformulier een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb. Het is een schriftelijke beslissing van het college met het rechtsgevolg dat cliënt geen opvang krijgt in de gemeente. De voorzieningenrechter treft een voorlopige voorziening inhoudende dat het college cliënt opvang moet bieden tot zes weken na het besluit op bezwaar. Het college mag bij een verzoek om opvang niet volstaan met een papieren doorverwijzing naar een andere gemeente met een beroep op het criterium van regiobinding. Gelet op de wetsgeschiedenis van de Wmo 2015 en de Handreiking van de VNG is de gemeente tot welke iemand zich heeft gewend verantwoordelijk voor een warme overdracht. Deze gemeente moet opvang bieden tot duidelijk is welke gemeente uiteindelijk de opvang zal verzorgen. Noot (mr. Claudia Augustin)De voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag doet hier een uitspraak die verregaande gevolgen kan hebben voor de procedure binnen de Wmo 2015. Een cliënt meldt zich bij de betreffende gemeente voor het krijgen van maatschappelijke opvang. Deze gemeente is geen centrumgemeente en bij het meldingsformulier verwijst de gemeente cliënt dan ook door naar de centrumgemeente. De cliënt maakt bezwaar tegen de doorverwijzing en vraagt een voorlopige voorziening. Het college stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van een besluit. Dit zou betekenen dat de weg van bezwaar en beroep niet openstaat. Cliënt stelt zich op het standpunt dat het wel degelijk om een besluit in de zin van de Awb gaat omdat hij geen opvang krijgt in de gemeente waar hij zich heeft gemeld. Als de procedure van de Wmo 2015 wordt gevolgd zou het college gelijk hebben. Volgens artikel 2.3.2 lid 1 Wmo 2015 start de procedure met een melding. Daarna volgt een onderzoek. Op grond van artikel 2.3.2 lid 9 Wmo 2015 kan pas een aanvraag worden gedaan:
Van beide gevallen is in deze zaak geen sprake. Volgens de systematiek van de Wmo 2015 heeft cliënt dus geen aanvraag gedaan maar slechts een melding. De doorverwijzing van het college naar een andere gemeente is daarmee geen besluit op een aanvraag, zo stelt het college. Toch oordeelt de voorzieningenrechter in rechtsoverweging 5.2 dat het hier wel degelijk om een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb gaat. De voorzieningenrechter gaat bewust voorbij aan de systematiek van de Wmo 2015. Immers, de normale gang van zaken zoals deze bedoeld is binnen de Wmo 2015 voorziet in een melding, gevolgd door een onderzoek. Het onderzoek wordt afgesloten door een schriftelijke weergave van het onderzoek (artikel 2.3.2 lid 8 Wmo 2015) waarna de cliënt kan kiezen om wel of geen aanvraag in te dienen. artikel 1:3 Awb bepaalt dat een besluit een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan is, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Allereerst is het college een bestuursorgaan. Verder is uit de uitspraak af te leiden dat de doorverwijzing naar een andere gemeente schriftelijk is gebeurd (zie ro. 5.2). Ook is er volgens de voorzieningenrechter sprake van een rechtshandeling met rechtsgevolg. De doorverwijzing heeft als gevolg dat cliënt geen opvang krijgt in de gemeente waar hij zich heeft gemeld. Deze gemeente weigert, in de redenering van de voorzieningenrechter, strikt genomen om opvang te bieden. Het al dan niet toelaten van iemand tot de maatschappelijke opvang is een bevoegdheid die het college heeft op grond van de Wmo 2015. De maatschappelijke opvang maakt immers deel uit van het takenpakket van de gemeente. Hiermee is ook voldaan aan het vereiste van de publiekrechtelijke rechtshandeling. Aan alle vereisten voor een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb zou daarmee voldaan zijn. De verplichte schriftelijke weergave van het onderzoek lijkt hier het grote struikelblok te zijn. De Raad van State heeft dit al kenbaar gemaakt in zijn advies over het wetsvoorstel Wmo 2015. De Raad van State heeft daarin het volgende geschreven over de meldingsprocedure: 'Ten slotte merkt de Afdeling op dat de toelichting weliswaar stelt dat de weergave van de uitkomsten van het onderzoek geen besluit is, maar indien de bewoordingen van de uitkomsten van het onderzoek meebrengen dat een aanvraag om een maatwerkvoorziening vrijwel zeker zal worden afgewezen, is niet zeker of de bedoelde weergave niet als besluit zal worden aangemerkt. Daartegen staat dan bezwaar en beroep open.' De Raad van State lijkt hier een voorspellende gave te hebben gehad. De doorverwijzing naar een andere gemeente in onderhavige zaak kan gezien worden als een, weliswaar zeer summiere, weergave van het onderzoek. In onderhavige zaak is dus precies gebeurd waar de Raad van State voor heeft gewaarschuwd. Mandaat Indien de betreffende gemeente de toegang en uitvoering van de opvang gemandateerd heeft aan de centrumgemeente, heeft het college een doorzendplicht. artikel 2:3 lid 1 Awb bepaalt immers/namelijk dat het bestuursorgaan geschriften tot behandeling waarvan kennelijk een ander bestuursorgaan bevoegd is, onverwijld naar dat orgaan doorzendt, onder gelijktijdige mededeling daarvan aan de afzender. Dit betekent dat in het geval er sprake is van een mandaat aan de centrumgemeente, het college de melding moet doorsturen naar het college van de centrumgemeente. Het is dan verder aan die centrumgemeente om de toegang te bepalen en de opvang eventueel uit te voeren. De CRvB heeft in CRvB 19-04-2011, nr. 08/4363 WWB (ECLI:NL:CRVB:2011:BQ2787) geoordeeld dat een doorzendbrief niet een (expliciete) beslissing op de aanvraag inhoudt. Met de doorzendbrief is ook niet beoogd dat de aanvraag niet in behandeling wordt genomen. De doorzending strekte er volgens de CRvB juist toe dat de aanvraag wel zou worden behandeld, maar dan door een ander bestuursorgaan. Ik betwijfel dan ook of het oordeel van de voorzieningenrechter stand houdt als de opvang gemandateerd is aan de centrumgemeente. Als de gemeente in onderhavige zaak geen mandaat heeft verleend aan de centrumgemeente zal de doorzendplicht van artikel 2:3 lid 1 Awb niet aan de orde zijn. De gemeente is dan immers zelf verantwoordelijk voor de toegang en de uitvoering van de opvang. Er is dan geen grondslag voor de doorverwijzing naar de centrumgemeente. In dat geval zou de uitspraak van de voorzieningenrechter eventueel wel gevolgd kunnen worden. Indien de overwegingen van de voorzieningenrechter ook door de CRvB gevolgd worden zou dit grote gevolgen hebben voor de systematiek van de Wmo 2015. De schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek kan dan als besluit aangemerkt worden. De hele procedure van melding, onderzoek en aanvraag komt dan op de tocht te staan. De wetgever heeft in het nader rapport in reactie op de waarschuwing van de Raad van State aangegeven dat in het gekozen wettelijk stelsel duidelijk is dat van een op een rechtsgevolg gericht besluit pas sprake kan zijn nadat het college op een aanvraag van de cliënt heeft beslist. De bedoeling van de wetgever is duidelijk maar dat verandert de inhoud en strekking van artikel 1:3 Awb niet. Het is afwachten hoe de CRvB over deze belangrijke kwestie denkt.
Overige uitsprakenRechtbank Zeeland-West-Brabant 16-7-2015, nr. 15/2773De brief waarin aan cliënt wordt meegedeeld dat hij vanaf 1 januari 2015 zelf zijn huishoudelijke hulp dient te regelen en te betalen, is wel degelijk op rechtsgevolg gericht en daarmee een besluit dat open staat voor bezwaar. De indicatie van cliënt liep dan wel af op 31 december 2015, maar de Wmo-indicaties van cliënt werden in het verleden ook ambtshalve verlengd. Nu deze aanspraken hem vanaf 1 januari 2015 bij de brief ambtshalve zijn ontzegd, is de brief voor wat betreft het onderdeel dat gaat over de hulp bij het huishouden, aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb. Het college heeft daarom het bezwaar van cliënt tegen de brief onterecht niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank draagt het college op een nieuw besluit op bezwaar te nemen, waarbij het college alsnog nader onderzoek dient te verrichten naar de aanspraak van cliënt op hulp bij het huishouden. Rechtbank Oost-Brabant 20-7-2015, nr. 15/1749 SHEIndien het college huishoudelijke hulp toekent, zonder daarbij de concrete omvang van de ondersteuning te benoemen, en de aanbieder op een later moment in een ondersteuningsplan concrete invulling geeft welke activiteiten moeten worden uitgevoerd en de frequentie daarvan, is sprake van verlengde besluitvorming die pas is voltooid na totstandkoming van het ondersteuningsplan. Verzoek om toezending rechtbankjurisprudentieWij roepen alle lezers van deze nieuwsbrief op om ons relevante Wmo-uitspraken van rechtbanken toe te zenden. Deze worden namelijk lang niet allemaal gepubliceerd via www.rechtspraak.nl. Vermelding van uitspraken in deze nieuwsbrief geschiedt altijd anoniem, dus zonder weergave van de namen van partijen. Bij voorbaat dank voor uw medewerking! ColofonUitgeverDeze nieuwsbrief is een uitgave van Schulinck. Integrale teksten aangehaalde uitsprakenDe integrale teksten van de in deze nieuwsbrief besproken rechterlijke uitspraken van de Centrale Raad van Beroep zijn te raadplegen via de internetversie van Schulinck Grip op Wmo. Daarnaast worden vrijwel alle uitspraken ook gepubliceerd op www.rechtspraak.nl. Redactie
mr. Erik Boersma Redactie-adresSchulinck Copyright© 2015, Schulinck. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Schulinck. DisclaimerAan de totstandkoming van deze uitgave is de uiterste zorg besteed. Voor informatie die niet dan wel onvolledig of onjuist is opgenomen aanvaarden de auteurs en de uitgever geen aansprakelijkheid. |