Inkomsten uit gokken tijdens de bijstand mogen niet verminderd worden met de kosten die bijstandsgerechtigde hiervoor heeft gemaakt (verwervingskosten). Denk aan de kosten van inleg. Dat is de strekking van deze uitspraak.
Gokwinsten wel verminderen met inleg voorafgaand aan de bijstandsverlening
Bij gokken voorafgaand aan de bijstand geldt deze vaste rechtspraak niet. Eind mei van dit jaar zei de CRvB dat als iemand voorafgaand aan de bijstandsverlening heeft gegokt, de gokwinsten moeten worden verminderd met de inleg. Dit speelt in het kader van de vraag of de bijstandsgerechtigde verantwoord op zijn vermogen heeft ingeteerd. Zie CRvB 30-5-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1076 met annotatie van ondergetekende in NBR-PW2023/15.
De CRvB wees in die zaak op een treffend voorbeeld dat de belanghebbende had ingebracht:
“Appellant illustreert dit met het voorbeeld dat een alleenstaande zzp’er een klus aanneemt voor € 7.500,- en daarvoor € 4.500,- aan kosten maakt. Als deze zzp’er na twee maanden leven van de opbrengsten vervolgens een beroep op bijstand doet, zou hem een tekortschietend besef voor de verantwoordelijkheid in zijn bestaan worden tegengeworpen, wanneer geen rekening wordt gehouden met zijn verwervingskosten. Dit heeft de wetgever niet beoogd en dit is in de geest van de PW niet bedoeld.”
Afgevraagd kon worden of de vaste rechtspraak gewijzigd moet worden
Naar aanleiding van de uitspraak van eind mei kon worden afgevraagd of de CRvB zijn vaste rechtspraak over het niet in aanmerking nemen van verwervingskosten bij gokwinsten tijdens de bijstandsverlening zou wijzigen. Al kon uit die uitspraak al voorzichtig worden aangenomen dat dit niet het geval zou zijn. Zo staat in de uitspraak “De rechtspraak over verwervingskosten is daarom niet van toepassing. Om die reden dient in dit geval, anders dan tijdens een periode van bijstandverlening, wel rekening te worden gehouden met het geld dat appellant heeft ingezet om te gokken.”
CRvB wijzigt zijn rechtspraak niet
Dat de CRvB inderdaad zijn vaste rechtspraak hierover niet wijzigt, bevestigt de onderhavige uitspraak. Dat dit zo is wordt ondersteund door 2 belangrijke argumenten:
- het niet in aanmerking nemen van verwervingskosten volgt uit de wet en is uitdrukkelijk de bedoeling van de wetgever
- als inkomsten worden verminderd met verwervingskosten beschikt iemand over een inkomen boven de bijstandsnorm
Het niet in aanmerking nemen van verwervingskosten is uitdrukkelijk de bedoeling van de wetgever
De wet biedt geen grondslag voor het vrijlaten van verwervingskosten. Dit behoudens de posten die onder de vrijlatingsbepalingen van artikel 31 Participatiewet vallen, zoals bijvoorbeeld een reeële onkostenvergoeding.
Het niet in aanmerking nemen van verwervingskosten is bovendien uitdrukkelijk de bedoeling van de wetgever in de Participatiewet en diens voorgangers. Zie bijvoorbeeld TK 1994-1995, 22 545 en 22 614, nr. 44, p. 2: “Tijdens het wetgevingsoverleg is gevraagd waarom, in plaats van de voorgestelde regeling van vergoeding via de bijzondere bijstand, de verwervingskosten niet in mindering kunnen worden gebracht op de arbeidsinkomsten alvorens deze worden verrekend met de bijstand. Allereerst merk ik op dat op dit punt het wetsvoorstel geheel overeenkomt met de regeling die sinds 1 oktober jl. van kracht is als onderdeel van de decentralisatie van de vrijlatingsbepalingen. (...)
Achtergrond hiervan is dat de beoordeling van de noodzaak en de hoogte van de noodzakelijke verwervingskosten in hoge mate tot de gemeentelijke beleidsruimte behoort en een individuele gevalsbenadering vergt. (...)
Binnen de systematiek van de regelgeving kan deze slechts worden gerealiseerd door de in aanmerking te nemen verwervingskosten niet in mindering te brengen op het inkomen, maar daarvoor een aparte vergoeding te verlenen via de bijzondere bijstand. De verwervingskosten betrekken bij de vaststelling van het inkomen zelf, betekent immers dat een hogere algemene bijstandsuitkering wordt verleend.”
Omdat het college geen beleidsruimte heeft bij het begrip inkomen, kan de CRvB de uitleg van dit begrip niet toetsen aan het evenredigheidsbeginsel. De wetgever heeft hier een uitdrukkelijke keuze gemaakt.
Als inkomsten worden verminderd met verwervingskosten beschikt iemand over een inkomen boven de bijstandsnorm
In deze uitspraak van de CRvB staat verder dat als verwervingskosten niet in aanmerking worden genomen dat ertoe leidt dat belanghebbende kan beschikken over een inkomen boven de bijstandsnorm. Namelijk:
- de inkomsten uit de gokactiviteiten, en
- de verleende bijstand
Vanuit de wet bezien, volg ik dit argument. De ontvangen bedragen uit gokken zijn namelijk volgens de wet inkomsten zonder de inleg daarvan af te halen. Daarnaast zou een belanghebbende dan nog – een deel van de – bijstand krijgen. Dat belanghebbende eigen geld heeft gebruikt om tot de inkomsten uit gokken te komen, doet er niet aan af dat het volledige ontvangen bedrag inkomen is.
Maar als ik de theorie loslaat, zie ik niet veel verschil met het voorbeeld waarnaar de CRvB in zijn uitspraak van eind mei verwijst. Ik bedoel het voorbeeld dat als argument is ingebracht om voorafgaand aan de bijstand wel rekening te houden met verwervingskosten. Dat voorbeeld heb ik aan het begin van deze annotatie aangehaald onder ‘Gokwinsten wel verminderen met inleg voorafgaand aan de bijstandsverlening’.
Stel: Een bijstandsgerechtigde gaat gokken. Hij pint in totaal voor € 700,-. Met het gokken krijgt de bijstandsgerechtigde precies zijn inleg terug. Hij is met het gokken er financieel niet op vooruit gegaan. Toch wordt € 700,- als inkomsten op de bijstand gekort. Formeel kan de bijstandsgerechtigde het tekort vanuit de bijstand aanvullen met de inkomsten uit gokken. Maar eigenlijk wordt dat tekort opgevuld met hetzelfde bedrag dat hij voorheen op zijn rekening (vermogen) had staan en dat hij heeft gepind om mee te gaan gokken. Vergelijk deze situatie met het voorbeeld van de zelfstandige die een klus aanneemt en daarvoor kosten maakt.
Conclusie
Mijns inziens is de wet en de uitdrukkelijke bedoeling van de wetgever doorslaggevend. En dat betekent dat de inleg bij gokken tijdens de bijstand niet van de inkomsten kan worden afgetrokken. Dit anders dan bij de beoordeling of iemand voorafgaand aan de bijstandsverlening verantwoord heeft ingeteerd op zijn middelen.
Hoewel de benadering van de CRvB in de praktijk ongunstig kan uitpakken voor een bijstandsgerechtigde, is een andere uitkomst niet mogelijk. De CRvB kan vanwege de uitdrukkelijke bedoeling van de wetgever en het feit dat de wetgever heeft voorzien dat een bijstandsgerechtigde verwervingskosten nodig heeft om inkomen te krijgen, de toepassing van de formele wet niet buiten toepassing laten. Een beroep op het evenredigheidsbeginsel zal niet slagen. Gokken tijdens de bijstandsverlening blijft daarmee een risicovolle activiteit.