Jaargang 15 - nr. 16, 1 augustus 2018

Nieuwsbrief Jurisprudentie Participatiewet

Inleiding

Met de jurisprudentie nieuwsbrief Participatiewet informeren wij u graag eens in de twee weken over actuele jurisprudentie op dit vakgebied.

Sommige uitspraken zijn voorzien van een samenvatting en een deskundig commentaar (noot, annotatie). Van de overige uitspraken geven we de rechtsregels weer.

Alle uitspraken die in deze nieuwsbrief verschijnen, worden tevens verwerkt in Schulinck Grip op Participatiewet.

Heeft u commentaar of suggesties, neem dan contact met ons op.

Wilt u meer weten over Schulinck Grip op Participatiewet, lees dan de productinformatie.

Naar boven


CRvB 13-3-2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1064 (met noot Kees-Willem Bruggeman)

Trefwoorden

budgetbeheer, bijzondere bijstand, voorliggende voorziening, mededingingsrecht

Samenvatting

Het dagelijks bestuur heeft de aanvraag van belanghebbende om bijzondere bijstand voor budgetbeheer door Bureau Inkomens Beheer (BIB) afgewezen omdat de Kredietbank Limburg (KBL) een voor belanghebbende passende en toereikende voorliggende voorziening is.
De CRvB oordeelt dat het budgetbeheer door KBL in het algemeen kan worden aangemerkt als een voorliggende voorziening. Belanghebbende betwist niet dat KBL kosteloos budgetbeheer aanbiedt en dat belanghebbende daadwerkelijk een beroep had kunnen doen op KBL voor budgetbeheer.
De CRvB oordeelt dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat budgetbeheer door KBL geen passende of toereikende voorliggende voorziening is. Belanghebbende heeft haar stellingen dat het beter is voor haar om bij BIB te blijven en dat een vertrouwensband tussen haar en haar budgetbeheerder noodzakelijk is, niet met objectieve en verifieerbare gegevens onderbouwd. Daarbij valt niet in te zien dat geen vertrouwensband met budgetbeheerders van KBL kan worden opgebouwd. Ook heeft belanghebbende niet onderbouwd dat de uitgebreidere dienstverlening door het BIB in haar situatie noodzakelijk is.
De CRvB oordeelt dat het mededingingsrecht niet strekt tot bescherming van belanghebbende in deze procedure. De Mededingingswet ziet op bescherming van het belang van eerlijke mededinging bij het verrichten van economische activiteiten. Het belang van eerlijke mededinging strekt niet tot bescherming van het belang van belanghebbende bij het verkrijgen van bijzondere bijstand voor budgetbeheer. Dat belanghebbende als afnemer van budgetbeheer consument is en in die hoedanigheid onder de bescherming van de bepalingen van de Mededingingswet valt, betekent niet dat deze bepalingen belanghebbende beschermen bij een aanvraag om bijzondere bijstand.

Noot (Kees-Willem Bruggeman)

Deze uitspraak is de moeite waard vanwege het relativiteitsvereiste.
Dit in artikel 8:69a Awb neergelegde formele rechtsbeginsel zien we in de socialezekerheidsrechtspraak niet zo vaak langskomen. Het beginsel komt aanzienlijk vaker aan de orde in geschillen waarbij er sprake is van derde-belanghebbenden, vooral in het ruimtelijk bestuursrecht, terwijl er in het socialezekerheidsrecht bijna altijd sprake is van tweepartijengeschillen. Dat laatste is overigens ook nu gewoon het geval, maar toch komt het relativiteitsbeginsel hier nadrukkelijk wel aan de orde. Alleen al deze zeldzaamheid maakt publicatie opportuun.

De aan deze uitspraak ten grondslag liggende aanvraag voor bijzondere bijstand inzake kosten van budgetbeheer is afgewezen vanwege de aanwezigheid van een voorliggende voorziening (artikel 15 Participatiewet). Dat er als zodanig sprake is van een dergelijke voorliggende voorziening is hier niet in geschil, wel of deze toereikend en passend is als bedoeld in genoemde bepaling. Uit rechtsoverweging 4.4.1 blijkt dat in het geval dat de aanwezigheid van een voorliggende voorziening duidelijk is, de niet-toereikendheid of niet-passendheid daarvan in de bewijssfeer van de aanvrager ligt: na de aantoning van de aanwezigheid van de voorliggende voorziening keert de bewijslast dus om. Overigens is ‘aannemelijkheid’ daarvoor voldoende, zodat de zwaarte van die last meevalt.

In de rechtsoverwegingen 4.4.2 en 4.5 volgen dan enige bewijsrechtelijke kwesties die nogal bijstandsgerelateerd zijn en die ik hier onbesproken wil laten, alhoewel ook daar enkele niet oninteressante dingen door de Raad worden gezegd. Mij gaat het vooral om hetgeen in rechtsoverweging 4.6 aan de orde komt, de beweerde strijd met het mededingingsrecht. Concreet zou het daarbij volgens de belanghebbende gaan om strijd met artikel 25i Mededingingswet (Mw). De Autoriteit Consument en Markt (ACM) heeft zich in een ‘openbaar besluit’ op 31 oktober 2017 uitgesproken over de toepasselijkheid van de Mw op een door een gemeentebestuur aangeboden vorm van beschermingsbewind. De ACM achtte daarbij art. 25i Mw door dat gemeentebestuur overtreden. Artikel 25i Mw is één van de Mw-artikelen die tezamen bekend staan als de Wet markt en overheid. Het openbare besluit van de ACM is te raadplegen via de volgende link: https://www.acm.nl/sites/default/files/documents/2017-12/besluit-op-handhavingsverzoek-ten-aanzien-van-beschermingsbewind.pdf.

In dit ACM-besluit is overigens tevens opgenomen dat een tweetal andere bepalingen niet was overtreden, maar ten principale is de Wet markt en overheid dus wel degelijk op deze vorm van dienstverlening door gemeentelijke overheidslichamen van toepassing. De vraag zou dan gesteld kunnen worden in hoeverre dit mededingingsrechtelijke standpunt van de ACM al dan niet betekenis zou moeten of kunnen hebben voor de wijze waarop gemeentebesturen bij de uitvoering van artikel 35 Participatiewet (inzake bijzondere bijstand) in relatie tot artikel 15 Participatiewet (inzake voorliggende voorzieningen) handelen. Die vraag wordt door de Raad nogal ferm en principieel beantwoord in rechtsoverweging 4.6.3: de Mw ziet op het belang van de bescherming van een eerlijke concurrentie en niet op de ‘bescherming van het belang van appellante bij het verkrijgen van bijzondere bijstand voor budgetbeheer’. Dat zij als ‘afnemer van budgetbeheer’ een consument is die wel onder de bescherming van de Mw-bepalingen valt, maakt nog niet dat dit ook geldt wanneer zij als ‘aanvrager van bijzondere bijstand voor de kosten van budgetbeheer’ optreedt. De diverse hoedanigheden die verbonden zijn aan de verschillende fasen van een dergelijk proces moeten dus voor de reikwijdte van de toepasselijkheid van de Wet markt en overheid goed van elkaar worden onderscheiden. De in art. 25i Mw verwoorde norm biedt de belanghebbende derhalve geen soelaas. Vorig jaar heeft de Centrale Raad in een andere bijstandszaak binnen een totaal andere context overigens eveneens een uitspraak over het relativiteitsbeginsel gedaan, met dezelfde conclusie. Daar betrof de beweerdelijk geschonden norm (het eveneens mededingingsrechtelijke) art. 107 VWEU (zie CRvB 21 februari 2017, CRvB 21-02-2017, ECLI:NL:CRVB:2017:607, USZ 2017/156, m.nt. C.W.C.A. Bruggeman en H.W.M. Nacinovic).

Het door de Raad ingenomen standpunt is naar mijn mening zorgvuldig te noemen en mooi uitgewerkt. De Raad laat zich ten eerste niet uit over (de betekenis van) de bestuurlijke bevoegdheden van de ACM, wat mij verstandig voorkomt, nu besluiten van de ACM in hoger beroep het Cbb als rechtsprekende instantie hebben en niet de Raad. Ten tweede laat de Raad tegelijkertijd de eigen jurisprudentie inzake bijzondere bijstand en voorliggende voorzieningen ongewijzigd. Dat lijkt mij gezien het bijzondere karakter van bijstand als laatste vangnet van de sociale zekerheid evenzeer terecht.

Naar boven


Overige uitspraken

CRvB 19-6-2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1826

Het doorhalen van uitgavenposten op bankafschriften moet gerespecteerd worden, tenzij deze gegevens werkelijk noodzakelijk zijn voor de beoordeling van het recht op bijstand.

CRvB 12-6-2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1829

Het enkele feit dat een belanghebbende eerst zijn woning wil opruimen en daarvoor een half uur nodig had, alvorens een huisbezoek toe te staan is geen zwaarwegend belang waarvoor het belang van het college om onmiddellijk een huisbezoek af te leggen moet wijken.

Er komt in het algemeen groot gewicht toe aan het belang van het college om onmiddellijk een huisbezoek af te leggen om een door een belanghebbende opgegeven woonsituatie te verifiëren. Pas als belanghebbende daar een voldoende zwaarwegend belang tegenover stelt, en bij betwisting aannemelijk maakt, dient het belang van het college daarvoor te wijken

CRvB 12-6-2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1756

Het enkel handelen in hennep zonder dit te melden aan het college is een omstandigheid die op zichzelf "gewone" verwijtbaarheid oplevert in het kader van de beoordeling van de verwijtbaarheid bij het opleggen van een boete.

CRvB 17-4-2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1182

Als een belanghebbende op het moment dat het huisbezoek zal plaatsvinden er niet op wordt gewezen dat het niet kunnen afleggen van het huisbezoek tot afwijzing van de aanvraag om bijstand kan leiden, ligt het niet in de risicosfeer van belanghebbende dat het huisbezoek niet zal plaatsvinden.

Naar boven


Verzoek om toezending rechtbankjurisprudentie

Wij roepen alle lezers van deze nieuwsbrief op om ons relevante Participatiewet-uitspraken van rechtbanken toe te zenden. Deze worden namelijk lang niet allemaal gepubliceerd via www.rechtspraak.nl.

Vermelding van uitspraken in deze nieuwsbrief geschiedt altijd anoniem, dus zonder weergave van de namen van partijen.

Bij voorbaat dank voor uw medewerking!

Naar boven


Colofon

Uitgever

Deze nieuwsbrief is een uitgave van Schulinck.

Integrale teksten aangehaalde uitspraken

De integrale teksten van de in deze nieuwsbrief besproken rechterlijke uitspraken van de Centrale Raad van Beroep zijn te raadplegen via de internetversie van Schulinck Grip op Participatiewet. Daarnaast worden vrijwel alle uitspraken ook gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.

Redactie

mr. Josan van Hoof (hoofdredacteur)
mr. Sacha Brakel
mr. Jeroen van Fessem
mr. André Pepers
mr. Lance op den Camp (eindredacteur Participatiewet)
mr. Carin Lennertz
mr. Koen Mestrom
mr. Denise Maas-Last
mr. Eva Nieuwenhuizen

Redactie-adres

Schulinck
Hulsterweg 82
5912 PL  Venlo
Tel. 077 - 475 8018
Fax 077 - 475 8019
Web: www.schulinck.nl
E-mail: info@schulinck.nl

Copyright

© 2018, Schulinck. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Schulinck.

Disclaimer

Aan de totstandkoming van deze uitgave is de uiterste zorg besteed. Voor informatie die niet dan wel onvolledig of onjuist is opgenomen aanvaarden de auteurs en de uitgever geen aansprakelijkheid.

Naar boven