Jaargang 14 - nr. 09, 26 april 2017

Nieuwsbrief Jurisprudentie Participatiewet

Inleiding

Via deze nieuwsbrief informeren we u iedere twee weken gratis over actuele ontwikkelingen in de Participatiewet-jurisprudentie. Daarbij zijn een of meerdere uitspraken voorzien van een samenvatting en een deskundig commentaar (noot, annotatie). Van de overige uitspraken geven we de rechtsregels weer.

Alle uitspraken die in deze nieuwsbrief verschijnen, worden tevens verwerkt in Schulinck Grip op Participatiewet.

De lengte van deze nieuwsbrief varieert al naargelang het aanbod van rechterlijke uitspraken.

Heeft u commentaar of suggesties, neem dan contact met ons op. Onze adresgegevens staan in het colofon aan het einde van deze nieuwsbrief. Let op! Reacties die gestuurd worden naar nieuwsbrief@schulinck.nl worden niet gelezen door Schulinck.

Wilt u meer weten over Schulinck Grip op Participatiewet, lees dan de productinformatie op onze website.

Naar boven


CRvB 14-02-2017, nr. 15/7756 WWB (met noot mr. Lance op den Camp)

Trefwoorden

Executoriaal beslag, bijzondere bijstand kosten beschermingsbewind, berekening draagkracht, inkomen

Samenvatting

Het college heeft de aanvraag van belanghebbende om bijzondere bijstand voor de kosten van beschermingsbewind op grond van het beleid afgewezen omdat het inkomen van belanghebbende hoger is dan 110% van de voor hem geldende bijstandsnorm.
De CRvB oordeelt dat de toekenning van bijzondere bijstand betekent dat indirect bijzondere bijstand wordt verstrekt voor schulden, wat in strijd is met artikel 13 lid 1 onderdeel g WWB. Het college heeft in overeenstemming met het beleid gehandeld en daaraan op juiste wijze toepassing gegeven. Het gegeven dat het feitelijk besteedbaar inkomen van belanghebbende als gevolg van executoriaal beslag lager was dan 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, kan hier niet aan afdoen. Het ontbreken van voldoende (reserverings)ruimte in het inkomen in verband met schulden en de daaruit voortvloeiende terugbetalingsverplichtingen is geen bijzondere omstandigheid die in het individuele geval het verlenen van bijstand rechtvaardigt. Ook het ontbreken van voldoende (reserverings)ruimte ten gevolge van beslag op de bijstand rechtvaardigt dat niet.

Noot (mr. Lance op den Camp)

Hoge bomen vangen veel wind! Dat geldt ook voor de uitspraak van 14 februari 2017 van de Centrale Raad. Met deze uitspraak laat de Centrale Raad de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van beschermingsbewind door het college in stand. Het netto maandinkomen van belanghebbende ligt immers boven de norm. Dat het feitelijk besteedbaar inkomen door beslaglegging lager was, kan hier niet aan afdoen volgens de Centrale Raad. De vraag of met deze uitspraak gezegd kan worden dat inkomen dat onder beslag ligt in aanmerking moet worden genomen bij de draagkrachtbepaling voor de bijzondere bijstand, heeft de afgelopen tijd de gemoederen binnen de uitvoeringspraktijk bezig gehouden. Om deze vraag te beantwoorden, neem ik u in deze noot mee in de zoektocht die wij bij Schulinck hebben gedaan.

De oude lijn

In 2006 oordeelde de Centrale Raad expliciet dat het deel van het inkomen waarop beslag ligt niet in aanmerking kan worden genomen bij het bepalen van de draagkracht: “(...) appellant beschikt of redelijkerwijs kan beschikken over zijn inkomen voorzover daarop executoriaal beslag is gelegd. Appellant kan dat inkomensdeel immers niet feitelijk besteden, is ter zake niet beschikkingsbevoegd noch kan hij zijn werkgeefster aanspreken om, in weerwil van het gelegde beslag, bedoeld inkomensdeel aan hem uit te betalen” (zie CRvB 28-03-2006, nr. 04/5465 NABW, ECLI:NL:CRVB:2006:AV8374). Hoewel dit oordeel – voor zover ik weet – slechts eenmaal in een uitspraak van de Centrale Raad is gegeven, werd dit oordeel wel vaak gevolgd door colleges. Daarbij komt nog dat ook in vergelijkbare gevallen - vermogen van een belanghebbende die onder curatele staat en middelen waarover een belanghebbende vanwege een uitgesproken schuldsaneringsregeling niet kan beschikken – vergelijkbaar werd geoordeeld (zie CRvB 13-11-2007, nrs. 06/5519 WWB e.a., ECLI:NL:CRVB:2007:BB8262 respectievelijk CRvB 01-02-2005, nr. 02/93 NABW, ECLI:NL:CRVB:2005:AS5115).

De Centrale Raad oordeelde nog een aantal keer over aanvragen bijzondere bijstand waarbij beslag lag op het inkomen (zie bijvoorbeeld CRvB 15-06-2009, nrs. 07/6577 WWB e.a., ECLI:NL:CRVB:2009:BI9294, CRvB 19-03-2013, nr. 11/5140 WWB, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ4769 en CRvB 14-03-2017, nr. 16/4725 PW, ECLI:NL:CRVB:2017:1092). In die uitspraken kwam men echter niet toe aan de vraag of het inkomen dat onder beslag ligt in aanmerking moet worden genomen voor de draagkracht. Het betrof hier namelijk incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Volgens vaste rechtspraak moeten deze kosten uit de bijstandsnorm worden voldaan door middel van reservering vooraf of gespreide betaling achteraf. Bijstandsverlening is uitsluitend mogelijk als de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. In de genoemde uitspraken oordeelde de Centrale Raad telkens dat het enkele feit dat op het inkomen van belanghebbende beslag is gelegd, geen bijzondere omstandigheid is die noopt tot bijstandsverlening voor deze kosten. Technisch gezien strandt de aanvraag om bijzondere bijstand in die gevallen reeds bij vraag 3 van artikel 35 Participatiewet: de kosten vloeien niet voort uit bijzondere individuele omstandigheden. Aan de vraag of de kosten kunnen worden voldaan uit de aanwezige middelen, ondanks het beslag op het inkomen, kwam de Centrale Raad om die reden in de genoemde uitspraken niet meer toe (vraag 4 van artikel 35 Participatiewet). Hierover later meer onder de kop “Geen bijzondere omstandigheden” aangezien de Centrale Raad de lijn uit deze uitspraken wél gebruikt in de onderbouwing van de hier besproken uitspraak.

Het oordeel in de onderhavige uitspraak

In de onderhavige uitspraak is duidelijk dat belanghebbende bijzondere bijstand heeft gevraagd voor uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan (kosten van beschermingsbewind). De Centrale Raad geeft in rechtsoverweging 4.7 expliciet aan dat de vraag in geschil is of belanghebbende over voldoende draagkracht beschikte ter bestrijding van de kosten. Dit betekent dat de Centrale Raad in rechtsoverweging 4.8 uitdrukkelijk een antwoord formuleert op vraag 4 van artikel 35 Participatiewet. Wellicht ten overvloede merk ik op dat bij de bijzondere bijstand altijd 4 vragen in een dwingende volgorde beantwoord moeten worden. Voor beantwoording van vraag 4 moet dus eerst worden beoordeeld of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen (1), vervolgens of die kosten in het individuele geval noodzakelijk zijn (2) en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden (3). Pas als die vragen met ja beantwoord zijn, is een beoordeling van de draagkracht (4) aan de orde.

In deze uitspraak meent de Centrale Raad dat belanghebbende over voldoende draagkracht beschikt, ondanks het beslag op zijn inkomen. Dit oordeel onderbouwt de Centrale Raad met:

  1. belanghebbende beschikt over voldoende draagkracht omdat het netto maandinkomen boven de norm ligt. Dat het feitelijk besteedbaar inkomen door beslaglegging lager was, kan hier niet aan afdoen;
  2. volgens vaste rechtspraak (zie CRvB 24-01-2012, nr. 10/3943 WWB, ECLI:NL:CRVB:2012:BV2318) is het ontbreken van voldoende (reserverings)ruimte in het inkomen in verband met schulden en de daaruit voortvloeiende terugbetalingsverplichtingen geen bijzondere omstandigheid die in het individuele geval het verlenen van bijstand rechtvaardigt. Ook het ontbreken van voldoende (reserverings)ruimte ten gevolge van beslag op de bijstand rechtvaardigt dat niet;
  3. toekenning van bijzondere bijstand betekent dat indirect bijzondere bijstand wordt verstrekt voor schulden. Dat is in strijd met artikel 13 lid 1 onderdeel g Participatiewet.

Deze punten bespreek ik hierna.

Voldoende draagkracht

De Centrale Raad wijst in rechtsoverweging 4.8 op het door het college gevoerde beleid. Dit houdt volgens de Centrale Raad in dat kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd niet voor bijstandverlening in aanmerking komen als zij kunnen worden voldaan uit het netto maandinkomen tot 110% van de toepasselijke bijstandsnorm. De Centrale Raad stelt vast dat het netto inkomen van belanghebbende boven deze norm lag. Het gegeven dat het feitelijk besteedbaar inkomen van belanghebbende door beslaglegging lager was dan 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, maakt dit volgens de Centrale Raad niet anders.

Hiermee slaat de Centrale Raad een andere weg in dan in de eerder aangehaalde uitspraak uit 2006 (zie CRvB 28-03-2006, nr. 04/5465 NABW, ECLI:NL:CRVB:2006:AV8374). In 2006 meende de Centrale Raad immers dat belanghebbende niet (redelijkerwijs) beschikte over zijn inkomen voor zover daarop executoriaal beslag is gelegd. Dit omdat hij dat inkomensdeel niet feitelijk kon besteden, ter zake niet beschikkingsbevoegd was en evenmin kon forceren dat - in weerwil van het gelegde beslag – het inkomen aan hem werd uitbetaald. Omdat hier mogelijk sprake is van een koerswijziging, betreur ik het dat de Centrale Raad niet nader toelicht waarom het in de onderhavige uitspraak niet uitmaakt dat het feitelijk besteedbaar inkomen van belanghebbende door beslaglegging lager was dan 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

Daarmee lijkt de Centrale Raad thans te overwegen dat belanghebbende wel (redelijkerwijs) beschikt over inkomen waarop beslag ligt. Overigens overweegt de Centrale Raad dat niet letterlijk, maar betrekt het in zijn oordeel dat het college in overeenstemming met de gemeentelijke beleidsregels heeft gehandeld en daaraan op juiste wijze toepassing heeft gegeven. Daarbij wordt opgemerkt dat in de gemeentelijke beleidsregels expliciet is neergelegd dat het netto maandinkomen in aanmerking wordt genomen. Juist de overwegingen die hieraan ten grondslag liggen zijn reuze interessant, maar die komen in de uitspraak niet aan de oppervlakte. Duidelijk is dat er ruimte voor discussie is met betrekking tot de vraag of een belanghebbende kan beschikken over inkomen waarop beslag ligt. Zie in dit kader ook de opinie van Sander Meulendijks.

Geen bijzondere omstandigheden

Zoals eerder opgemerkt beantwoordt de Centrale Raad in rechtsoverweging 4.8 de vraag of belanghebbende beschikte over voldoende draagkracht ter bestrijding van de kosten van beschermingsbewind. Als tweede argument verwijst de Centrale Raad naar de vaste rechtspraak inhoudende dat het ontbreken van voldoende (reserverings)ruimte in het inkomen in verband met schulden en de daaruit voortvloeiende terugbetalingsverplichtingen geen bijzondere omstandigheid is die in het individuele geval het verlenen van bijstand rechtvaardigt. Daarbij merkt de Centrale Raad op dat het ontbreken van voldoende (reserverings)ruimte wegens beslag op de bijstand niet een dergelijke omstandigheid is die noopt tot bijstandsverlening. Dit is een heel bijzonder onderdeel in de overweging van de Centrale Raad omdat deze vaste rechtspraak uitsluitend betrekking heeft op bijzondere bijstand voor incidenteel voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan zoals kosten van woninginrichting. Het gaat in de onderhavige uitspraak echter niet om incidenteel voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan, maar om uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan (kosten van beschermingsbewind). Voor kosten van beschermingsbewind kan en hoeft mijns inziens niet te worden gereserveerd. Daarom vraag ik mij af waarom de Centrale Raad verwijst naar zijn vaste rechtspraak voor kosten waarvoor wél gereserveerd moet worden, te weten incidenteel voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan.

Bovendien geeft de Centrale Raad met de verwijzing naar deze vaste rechtspraak een antwoord op de vraag of de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Deze vraag is echter niet in geschil (zie rechtsoverweging 4.7 waarin de Centraal Raad stelt dat niet in geschil is dat het gaat om uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan). Dat de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden staat in deze zaak reeds vast. In deze zaak ligt de rechtsvraag voor of belanghebbende over voldoende draagkracht beschikt ter bestrijding van de kosten. Die vraag kan daarom mijns inziens niet worden beantwoord met het argument dat het ontbreken van voldoende (reserverings)ruimte wegens beslag op de bijstand geen bijzondere omstandigheid is die noopt tot bijstandsverlening.

De overweging van de Centrale Raad roept daarom vragen bij mij op. Mogelijk miskent de Centrale Raad dat het in dit geval gaat om uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten. Temeer omdat niet nader wordt gemotiveerd waarom in dit geval geen onderscheid zou moeten worden gemaakt tussen incidenteel algemeen noodzakelijke kosten en noodzakelijke kosten die voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.

Indirect bijstand voor schulden

Als sluitstuk van de overweging van de Centrale Raad dat belanghebbende over voldoende draagkracht beschikte ter bestrijding van de kosten, merkt de Centrale Raad op dat toekenning van bijzondere bijstand zou betekenen dat indirect bijzondere bijstand wordt verstrekt voor schulden. Dat is in strijd met artikel 13 lid 1 onderdeel g Participatiewet. Hoewel de Centrale Raad hier expliciet toetst aan vraag 4 van artikel 35 Participatiewet, wordt het antwoord op deze vraag onder meer ingekleurd met een verwijzing naar een van de uitsluitingsgronden van artikel 13 Participatiewet. De uitsluitingsgrond is vanwege de toetsing van artikel 35 Participatiewet niet rechtstreeks van toepassing, maar slechts een argument om te stellen dat het inkomen waarop beslag ligt in aanmerking wordt genomen voor de draagkracht. In dat kader speelt bovendien mee dat wanneer een aanvraag om bijzondere bijstand reeds strandt bij artikel 13 Participatiewet, toetsing aan artikel 35 Participatiewet – zoals in casu – geen zin meer heeft.

Hoe nu verder?

In deze uitspraak heeft de Centrale Raad overwogen dat belanghebbende over voldoende draagkracht beschikte ter bestrijding van de kosten, ondanks het feit dat er beslag lag op zijn inkomen. Betekent dit dat deze uitspraak zonder meer moet worden gevolgd door colleges? Volgens mij niet. Het is mijns inziens zeer verdedigbaar om (nog) vast te houden aan het oordeel dat inkomen waarop beslag ligt niet wordt meegenomen bij het vaststellen van de draagkracht. Stellen dat sprake is van een definitieve koerswijziging van de Centrale Raad is volgens mij prematuur aangezien de motivering vragen oproept. Het is niet ondenkbaar dat de Centrale Raad een volgende keer toch anders oordeelt. Uit toekomstige uitspraken zal moeten blijken of de Centrale Raad ‘om’ is. Het college kan echter ook de stoute schoenen aantrekken en inkomen waarop beslag ligt meetellen bij het vaststellen van de draagkracht. In de onderhavige uitspraak oordeelt de Centrale Raad immers dat belanghebbende over voldoende draagkracht beschikt. Het college moet dan geen doorslaggevende betekenis hechten aan het gegeven dat de motivering voor discussie vatbaar is. Overigens zal het college de stoute schoenen pas kunnen aantrekken als de aanvraag van belanghebbende niet al eerder strandt, bijvoorbeeld bij een van de eerdere vragen van artikel 35 Participatiewet.

Naar boven


Overige uitspraken

Rechtbank Gelderland 07-04-2017, nr. AWB 16/4566

Een brief waarin staat dat een belanghebbende binnen een bepaalde termijn gegevens moet verstrekken om te beoordelen of hij de Nederlandse taal voldoende beheerst, moet worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb. Dit besluit moet ook worden aangemerkt als een beslissing inzake de procedure ter voorbereiding van een besluit en is in principe niet vatbaar voor bezwaar of beroep.

CRvB 14-03-2017, nr. 16/4725 PW

Als voor het maken van incidentele algemene kosten van het bestaan een objectieve noodzaak bestaat, kan daarvoor alleen bijzondere bijstand worden verleend als sprake is van bijzondere omstandigheden en de kosten niet uit het inkomen en de aanwezige draagkracht kunnen worden voldaan. Inhoudingen voor beslagen en schulden leveren geen bijzondere omstandigheid op.

CRvB 21-02-2017, nr. 15/1281 WWB

Bij het vaststellen van de hoogte van de dwangsom bij niet tijdig beslissen biedt de Awb het college geen mogelijkheid om van de in artikel 4:17 lid 2 Awb genoemde bedragen af te wijken.

CRvB 21-02-2017, nr. 15/4844 WWB

Bij het bepalen van het netto-inkomen voor het Bbz 2004 moet worden aangesloten bij het inkomensbegrip van de Participatiewet.

Naar boven


Verzoek om toezending rechtbankjurisprudentie

Wij roepen alle lezers van deze nieuwsbrief op om ons relevante Participatiewet-uitspraken van rechtbanken toe te zenden. Deze worden namelijk lang niet allemaal gepubliceerd via www.rechtspraak.nl.

Vermelding van uitspraken in deze nieuwsbrief geschiedt altijd anoniem, dus zonder weergave van de namen van partijen.

Bij voorbaat dank voor uw medewerking!

Naar boven


Colofon

Uitgever

Deze nieuwsbrief is een uitgave van Schulinck.

Integrale teksten aangehaalde uitspraken

De integrale teksten van de in deze nieuwsbrief besproken rechterlijke uitspraken van de Centrale Raad van Beroep zijn te raadplegen via de internetversie van Schulinck Grip op Participatiewet. Daarnaast worden vrijwel alle uitspraken ook gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.

Redactie

mr. Josan van Hoof (hoofdredacteur)
mr. Sacha Brakel
mr. Jeroen van Fessem
mr. André Pepers
mr. Lance op den Camp (eindredacteur Participatiewet)
mr. Carin Lennertz
mr. Nancy Schroeten
mr. Koen Mestrom
mr. Frank Schulmer
Sander Meulendijks

Redactie-adres

Schulinck
Hulsterweg 82
5912 PL  Venlo
Tel. 077 - 475 8018
Fax 077 - 475 8019
Web: www.schulinck.nl
E-mail: info@schulinck.nl

Copyright

© 2017, Schulinck. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Schulinck.

Disclaimer

Aan de totstandkoming van deze uitgave is de uiterste zorg besteed. Voor informatie die niet dan wel onvolledig of onjuist is opgenomen aanvaarden de auteurs en de uitgever geen aansprakelijkheid.

Naar boven